Fig- 7'
Fig. 8
genaamd, die ook uit dezelfde Bende i s , en veel Overeenkomt met den
eerftgemelden , doch op verre na zulke levendige Couleuren niet heeft,
maar merkelyk grooter is , welken ik vervolgens mede denke te befchry-
ven. De Geboorte van onzen Vlinder, of liever de Wyz e, op welke dit
Infefl zvnelaatfte en tevens voortreffelykfte Gedaantewiffelmg ondergaat,
verfchiid in geenen Deele van die des Nommer-Winders in de Vorige Verhandeling
§ .9 . befehreeven, weshalven ik de Byzonderheden dezer Her-
fchepping met Stilzwygen voorby gaa. Onze kleine Aurelia in Ruft zynde.,
o f hare Vlerken overend zettende,' gelyk ik ze by Fig. gg hebbe afgebeeld,
toond ons de onderfte Zyden’ der Vlerken .welken aan dien Kant, ten
Opzichte der Couleuren, weinig Bevalligheid hebben; maar ongelyk
prachtiger zyn derzelver bovenfte Zyden, die men, wanneer het Vogeltj
e vliegd, ofzyne Vlerken uitbreid, als by Fig. 8. met zonder Verwon-
gering en Vermaak kau belchouwen.
De Vlinder zich een tydlang verluftigd hebbende met te vliegen en zich
met de edelfte Zappen der Bloemen , voornamelyk die der Diftels, te
voeden, terwyi hy intuflchen ook zyne Weergaa gevonden en zyn Gedacht
voortgeplant heeft, eindigd eerlang zyn Leven. Men vind deze
Vlinders zo wel, als de Rupfen, daar ze uit voortkomen, den geheelen
Zomer door in Menigte, en om die Reden zyn ze zekerlyk onder alle de
ynorren der Dag-Vlinderen van de Eerfte Bende de gemeenften , maar
geenszins uit hoofde van hunne Cieraaden, als waarin ze voor zommi-
|en die zeldzaamer gevonden en gevolglyk ook raarder gehouden wor-
fe n niet behoeven te wyken. Ze zyn genoegzaam de ailereerften die
men in | Voorjaar ziet vliegen, weshalven men ze te recht Prcscmes ve-
ris de Heerauten der Lente zoude konnen noemen; welke Vroeg-Vliegers
dan van de Winter-Teeld zynde als Popjes overwinterd hebben.
D A G ^V X JN D ER . S van de E E R S T E B E N D E .