g'mne geheel en al helder groen en doorfchynende was, maar twee of,drie
Dagen daarna een witachtjg groene ondoorfchynende Couleur, als mede
Fig. J . eenige zwarte Vlakjes kreeg en. zich toen als by Fig. 5. vertoonde. De
tweede of bruinachtige Rups ach vervolgens ook aan een Grasje gehang
en hebbende was den 3 July een Popje, in allen deeleeven eens als het
vorige. Na Verloop van drie Weeken werden ze merkelyk donkerder
van Couleur, en een Paar Dagen voor ’ t Uitkomen der Vlinderen begonnen
derzelver Vlerken fterk door het Poppe- Vlies te fchynen, zo dat men
hunne Tekening en Couleur reeds onderfcheidentlyk kon zien.
S- 6.
Den 2 1 July kwam uit het eerde Popje , of uit dat van de groene
R u p s , de Vlinder te voorfchyn, zynde dezelve een Mannetje , hetwelk
Fig. 6. ach by Fig. 6. vliegende vertoond. Op den zevenden Dag daarna, te
weeten: den 28- van die Maand, werd ook het tweede Popje door den
Vlinder, die ’er in woonde, geopend en verlaaten ; by Geluk was deze
een Wyfje, en beide maakten dus een net en zindelyk Paar uit. Het
Fig. 7. evengemeld Vlinder- Wyije ziet men by Fig. 7. in den ruftenden Stand,
Fig. 8. dat is I met overendftaande Vlerken , en hetzelve vliegende by Fig. 8.
In de Eerfte Verhandeling van dit Stuk hebbe ik gemeld, dat tuflchen
de Mannetjes en Wyijes der Dag - Vlinderen van de Eerfte Bende
geen Onderfcheid in Couleur en Tekening i s ; maar het Tegendeel
vind plaats onder die van de Tweede Bende; met de Oranjekleurige Zandoogjes
is het dus ook gelegen, want de Boven-Vlerken van ’t Mannetje
zyn anders getekend, dan die van 't Wyije, des men daardoor het een
van ’ t andere gemakkelyk kan onderfcheiden ; ze hebben derhalven ook
in dezen Opzichte Overeenkom!! met de Dag-Vlinderen van de Tweede
Bende , fchoon ze anderzins die van de Eerfte Bende, als reeds gemeld,
’ t meeft evenaaren, ’t welk mede een Bewys verftrekt van ’t geene ik
§. 2. beweerde , te weeten : dat onze tegenwoordige Vlinders ware
Middel -Infeélen tuflchen de Dag-Vlinders van de Eerfte en Tweede
Bende zyn. Laatftelyk diend nog aangemerkt te worden , dat men
deze Soort maar eens in ’t Jaar heeft , ’t geen by den ongemeen lang-
zaamen Groei der Rups toekomt.
DAG V L IN D E R S van cLe E E R S T E B EN D E