22-
1
i lil 8:4115 S
N A C H T - V L I N D E R S
Gedaante,, ook altoos zodanige Vlinders te voorfchyn kwamen, welken'
van anderen ten eenemaale in Gedaante verfchilden, zo zoude men uit do
tegenwoordige Rups eenen Vlinder van eenezeerzeldzaame Geftaltekon-
nen verwachten, maar by de Uitkomft blykt het Tegendeel; onze Rups
is in der Daad van een verwonderlyk Voorkomen, doch de Vlinder, daar
ze in veranderd, heeft, ten Opzichte.der Gedaante, nietsbyzondersvoor
anderen zyfis gelyken, maar ten Aanzien van Tekening'is hy zeer ffaay.
Van de twee lange Punten aan ’t achterfte Lid dezer Rups heeft ze den
Naam van TweeStaart-Rüps verkreegen; en de Vlinder word byzommige-
Liefhebberen deHermelyn genoemd, omdieReeden, dat hy op den Nek
en ter wederzyden van denzelven in den wit-of grysachtigen Grond eeni-
ge zwarte Vlakjes heeft, waardoor dit Gedeelte, (gemeenlyk het Kapje des-
Vlinders genaamd) ’t geen buiten dat ruighairig is, eenigzins naar ’t Bont
der Hermelynen zweemd- 1
_ Dit Infeét woond als Rups eigentlyk op de Willige Boomen en voed*
zich met derzelver Bladeren, doch hebbe ik het ook we] voor een enkel-
de Eeer op den zogenaamden Duin-Pahn ontmoet, die in Aart en Eigen-
fchap , naar het my toefchynt, veel Overeenkomft met de Willige heeft..
Volgens den Heer Röfel* zoude zich de Gróote Twee-Staart-Rüps ook
op de Linde Boomen, hoewel maar zeer zelden onthouden, 't geen ik tot
nog toe niet ondervonden hebbe. De Eieren van onzen Vlinder vind
men in de Maand Juny; ze zyn altoos enkeld en, ’t geen aanmerkelyk-
is, doorgaans op de bovepfte Zyde der Bladeren gelegd, daar anderzins
de meefte Vlinders hunne Eieren aan de onderfte Zyde plaatfen; vervolgens
ontmoet men dé groote Tweeftaart-Rupfen ook nooit anders, dam
op de bevende Zyde der Bladeren. De opgemelde Eieren zyh niet allen,
van eeneriei Couleur, zommigen vallen rosachtig, anderen vleefchkleu-
rig, doch de meelïen zyn lieht-bruin, en zodanig hebbe ik ’er een by-
Tab. Fig.. r. op Tab. F . in zyne natuurlyke Grootte afgebeeld; gemerkt nu zulk
V . een Ei nog al tamelyk groot, ja byna zo groot als een Pylftaarts Ei is, ver-
J»g. i. wondend het my, dat de Heer Bonnet f hetzelve by een Neef heeft 'vef-‘
geleeken. Deze Eieren door ’t Microfcoop befGhouwd vertonen zich
geheel effen en ongefigureerd, weshalve-n ik 'er ook geen in ,’t ,6rqot afgebeeld
hebbe; ze zyn van onderen plat, maar boven op bolrond. Na
dat dezelven 12 of 14 Dagen gelegd geweeft zyn,jes gekipt. worden de Rups-
* Infeiïen ReluJHgwg Tom. I. Zweyte Cl: der Nacht Vogel, pag. 121.
t Mém. de Matbévn. & de Pbyjique. Tom. II. pag. 27 <3.
5- 3-
v a n ’ t Tweede Gezin der EERSTE BENDE. Tab. V.
s. 3-
*3
Het Rupsje uit het Ei zullende komen maakt in hetzelve een rond
Gaatje en kruipt daardoor naar buiten, nuttigd echter' verder niéts meer
van den ledigen Ddp. Gekipt zynde is het geheel zwart en de twee
Staartjes zyn alsdan nog zeer flap en gekronkeld, maar worden binnen
weinig Minuten ftyf en recht, en overtreffen nu m Lengte hef geheel®
Diertje 'dóch deze Proportie, veranderd naar maate hetzelve door,, t nut-
tieen van Voedzel dagélyks groeit,- terwyl de Staarten en ’t Hoofd onge-
voed blyven , welke Deelen alleen maar by ieder. Vervelhng eene meuwe
Vererooting bekomen. By Hg. 2. vertoond zich zulk een eerftgeboren Fig. 2. Rupsje hebbende op ’t Hoofd twee knobbelige en vleeflige Trosjes,
kelken’ in de eerfte en tweede Vervelling dezelfde Gedaante houden,
doch merkelyk groóter worden, maar na de derde Vervelling veranderen
ze in twee driekante Puntên, en onder de vierde Vervelhng ver-
dwvneh zé in ’t geheel, maar dan is de Kraag om ’t Hoofd ongelykbree-
tder en heeft vooraan twee zwarte Vlakken gekreegen, die zich als een
Paar (Dogen vertonen, ’t geen ze echter niet zyn. De Rups trekt veelal
het Hoofd in waards, gelyk ik ze dus by Hg. 6. en 7. afgebeeld hebbe..
In de Gedaante van Rups leeft dit Infeft gemeenlyk vier Weeken en
ondergaat binnen die Tyd de gemelde vier Vervellingen eèténde telkens
haar afgeflrookt Vel fchoon op. Na de eerfte Vervelhng heeft ze
de Grootte als by Hg. 3. Na de tweede is ze van Gedaante als by Hg. 4. Kg. 3; Na de derde als by Fig. 5- Emdelyk na de vierde en laatfte Vervelhng 4- 5- vertoond ze zich als in de 6K Figuur, en by Hg. 7 geheel volwaflfem
Na de laatfte Vervelling is haare Grond Couleur op den Rug ot groen, s ‘ •
Of bruin met lichte onregelmatige Streepjes; zommigen hebben ook ter
wederzyden aan ’t Lyf eenen, of een Paar roode, ook wel bruine Vlakken,
doch men vind ze dus maar zelden. M U M BWl
Het evengemeld Onderfcheid in Couleur op den Rug dezer Rupfen
heeft den Heer van Reaumur * doen giffen, dat het miffchien een Kefi-
merk van tweederlei verfchillende Zoorten ware, ’t geen hef .echter in
der Daad niet is; maar deze groote Natuurkundige heeft,zö*hetfchynd,
te weinige van diergelyke Rupfen gehad, daarenboven zyn hem degee-
nen die op den Rug bruin waren, zonder tot de Verandering te ko-
men geftorven, weshalven het hem aan genoegzaame Gelegenheid ontbrak!
om van het eigentlyke dier Zaak door Ondervinding overtuigd te
worden.
* Mimoirei pourftrvif b l'Hi/toire Jes Infiltes Tom: II. Part. II. Mém: tf.