S' z -
J T zoude zekerlyk overtollig z yn , den Oorfpronk des Naams vatf de-
zen Vlinder te'onderzoeken, ja dit was al zoongerymd, als deeze Vraag
te opperen : waarom word de Moriaan een Zwarte genoemd ? Doch dit
moet ik melden : men heeft aan onzen Vlinder den Naam van Groots
Witje gegeeven, om hem te onderfcheiden van een anderen Witjes Vlinder,
die genoegzaam even eens van Couleur, Gedaante en Teekening,
en insgelyks, zo als de tegenwoordige, een Dag-Vlinder van de Twee-,
de Bende, echter merkelyk kleiner is , en derhalven het kleine W itjege-
noemd word, doch'dit fo’rteerd onder de EenzSamen , vermits het zyne
Eitjesenkeldlegd; daarin tegendeel het Groote-Witje onder de Gezelligen
behoord. want men vind de Eieren van hetzelve in Meenigte by elkander.
Vermits deze Soort van Vlinderen twee Maal in ’ t Jaar voortteeld, en
de Wyfjes niet allen te gelyk hunne Eieren leggen, zo ontmoet men de-
zelven gedurende den geheelen Zomer, en wel die van de eerfte Teeld
reeds in ’t laatft van M e y , èn Begin van Ju n y; dezen vincf men meenig-
vuldig en ze zyn van de Zomer-Teeld, dewyl de Rupfen , daaruit voortkomende
, nog in ’t zelfde Saifoen in Popjes en Vlinders veranderen; doch de
Eieren van de tweede Teeld word men eerft in Auguftus, en maar zelden
gewaar, welken dan van de Winter-Teeld z yn , om dat de Rupfen , die ’er
uit voortkomen, wel voorden Winter nog in Popjes, doch niet in Vlinders
veranderen , maar in den Staat van Pop overwinteren, en eerft in
’t Voorjaar als Vlinders te voorfchyn komen; dezen leggen dan wederom
de Eieren van de Zomer-Teeld , waaruit vervolgens de Winter-Teeltf
ontftaat; dit gaat zo voort naar eene geregelde en door den alwyzett
Schepper bepaalde Orde. Een dergelyk Schooltje van Groote-Witjes-
Eieren, en dezen in hunne natuurlyke Grootte en Couleur hebbe fk hier'
ja t i i aan een Blaadje van het Top-end eener Moftaard-zaad Plant by Fig. 1 . op'
Fig'. ï. Tab. I I . afgebeeld. Ze zyn goudgeel en glanzig, naar boven toe puntig en
met de onderfte , of breede Zyde aan ’t Blad, en wel altoos aan de verkeerde
Zyde van hetzelve gelymd, dus ftaanze allen overend, echter met
de Puntjes onderwaards gekeerd. Doch om de eigentlyke Gedaante van
zulk een Eitje te obferveeren , diend men het door een goed Micro-
Fig. 2. fcoop te befchouwen, alsdan vertoond het zich, gelyk by Fig. 2. hebben-
6 'de 12 verhevene Ribben, welken aan’t bovenfteEnd, ofinde Punt, die-
echter ftomp is , en boven op in 't Midden een rond Plaatje heeft, te za-
men komen; behalven deze in de Lengte lopende Ribben is het ook rondsom,
van boven tot naar beneeden toe, over dwers met zeer veele fyne
Ribbetjes gebandeerd, en maakt dus eene aangenaame Vertooning.
5- 4- H
Niet lange voor ’ t Uitkomen der jonge Rupsjes veranderen de Eieren
ten eenemaale van Couleur , worden graauw en aan de Puntjes donkerder,
ja eindelyk zwart, dit laacfte word veroorzaakt door de zwarte
Hóofdjes der Rupfen , die aldaar geplaatft zynde door den Dop heen fchy-
nen. Wanneer het Tydftip gekomen i s , dat h'et Rupsje ftaat gekipt fe
worden, knaagd het op Zyde boven by de Punt den Dop van ’t Eitjed
e e r ,
door, en daar een Gaatje gemaakt hebbende zo groot, dat het Hoofd ’erdoor
kan, volgd gemakkelyk de geheele R e ft, want het Hoofd is dan aan-
deze, gelyk aan alle andere jonggeborene Rupfen, dikker dan het L y f ,
’ t geen ik reeds meer Maaien gemeld hebbe, doch wanneer het Rupsje
eenen Da g , o f twee, zyne gewoone Koft genuttigd hee ft, veranderd
die Proportie, en het L y f word dikker, dan het Hoofd. Deze Rupsjes
ter Wereld komende vertoonen zich aan ’ t bloote Oog geelac-htig van-
Couleur , met zwarte Hoofdjes-, maar wanneer men ze door ft Micro-
fcbop ziet , word men gewaar , dat ze overal glanzig zyn,. en dat ieder
Rino- door eene Plooi als in tweeën verdeeld en met 6 zwarte Knobbeltjes
vercierdis, waarvan ’er 4 aan de voorfte, en 2 aan de achterfte Plooi
zyn ; doch de voorfte Ring by ’ t Hoofd hee ft’er meer; op ieder Knobbeltje
ftaat een redelyk lang , maar zeer fyn Hairtje. Het Getal dezer
zwarte Knobbeltjes, of Stipjes, vermeerderd, naar maate de Rups groeid ,
zo dat op ’t laatft ieder Ring wel over de tachtig Stipjes, doch van on-
gelyke Grootte, heeft. Het zwarte Hoofd veranderd insgelyks van Coiffeur
onder ft Vervellen, en word naar de laatfte Veryelling blaauwachtig,
houdende flechts vooraan een zwart Driehoekje, in welks Midden een
geel Vlakje i s , zynde voor de Reft overal met zeer veele ongemeen fyne
zwarte Stipjes als bezaaid en met even zo veele korte Haktj.es bezet. Het
merfte , wat deze Rupsjes na hare Geboorte verrichten, beftaat daarin ,
dat ze de leedige Doppen hunner Eieren opëeten; dit gedaan zynde vaj-
len ze het Blad aan, en naar een weinig daarvan gegeeten te hebben verhezen
zë dè gëele Couleur en worden eerft na vöoren toe, vervolgens
overal, groenachtig, behalven dat boven op den R u g , als mede ter wé-
derzyde van’t L y f een geele Streep overblyft, welke Streepen zich van ’ t
Hoofd tot naar den Staart toe uitftrekken; de zwarte Stipjes komen ook hoe
langer, hoe meer, te voorfchyn, zeer ongelyk van Grootte, echter naar eene
regelmatige Orde geplaatft.Deze Rupfen zyn zeer gulzig in ft eeten,en groei-
jen gevolglyk ook dermaaten fchielyk, dat ze in minder, dan drie W eeken,
haaP vollen Wasdom bereiken, dus de Vervellingen ook telkens, met eene
Tuflchenpoozing van weinig Dagen, kort op elkander volgen. Volwaffen
zvnde vertoonen ze zich als by Fig.$. doch ze vallen niet doorgaans even fterk Fig.
van Couleur, zommigen 2yn wel wat donkerder, anderen wat bleeker.-
§• 5-
’T is gemeenlyk in ft laatft van Ju n y, o f Begin van Ju ly , dat deze Rupfen
, indien ze van de Zomer-Teeld zyn, in Popjes veranderen, doch dje
van de Winter-Teeld ondergaan dezelve Verandering eerft in ’t Najaar, en
bly ven dan geduurende den geheelen Winter in dien Staat. Van de zonderlinge
Manie;,, op welke zich deze, en de meefte Rupfen der Dag-Vlinderen
van de Tweede Bende, tot de Verandering gereedmaken, hebbe ik in de
Verhandeling over den kleinen geftreepten Witjes-Vlinder reeds Gewag
gemaakt; dit aanmerkelyk Bedryf dezer Diertjes, waardoor ze zich voor
ft Gevaar van te vallen beveiligen, heeft ook wylen de Heer Rofeluitvoerig
befehreeven in zyn vermaard Infeiften-Werk*, ’ t welk onze Landsgenooten
* Mg. Job- FSJels Natuurlyke Hiftorie der Infeften, I. Deel. pag. «4. en 65.
ë 2