S- I
„ Dezen, zo dra ze uit de Eijeren gekomen waren , vertoonden zich ia
‘S' l3- hunne natuurlyke Grootte gelyk by Ftg. 1 3 . Ze zyn by my vier maal
Verveld, binnen de Tyd van 25 Dagen , en na de vierde, of laatfte.,
Vervelling nog tien Dagen gegeeten hebbende waren ze vblwaffen en van
T Gedaante, Tekening, Couleur en Grootte als die by Fig. 14. De Tekening
op den Rug dezer Rupfen gelykt eenigzins naar eene Mat, weshal-
ven ze by veele Liefhebberen de Matjes ■ Rupfen genoemd worden. Ze
zyn uit de Natuur zeer geneegen tot het Spinnen, makende , inzonderheid
nog jong zynde , aan en tuflchen de Bladen overal Webben , of
Spinzels, daar ze over- en onderheen en tuflchen door wandelen, ze fpin-
nen zich ook in , als ze vervellen moeten. Men kan ze geenszins onder
de eeDzaamen rekenen, want de Eijeren vind men, als reeds gemeld, by
Schooltjes, en de Rupfen zelfs onderhouden een gezellig Leven , zo lange
het de Leeftogt en andere Omftandigheeden toelaaten, doch gaan op
’t laatft meer en meer uit malkander. Degeenen, die ik uit de Eijeren
opgebragt hebbe, bleven in den Rupfen - Staat vyf Weeken.
§• 4-
De Tyd gekomen zynde, dat onze Rupfen hare eerde Gedaantewis-
feling moeflen ondergaan , verkoos elke daartoe een bekwaamt Plaats,
zommige fponnen zich tuflchen en in de Bladen in , dezelven in de Rondte',
zamen trekkende ; anderen lieten zich elders ter neer en vedigden aldaar
haar Spinzel, dit is van die Hoedanigheid, dat het rondom de Rups omringd
, en fehoon het redelyk wollig en uitgebreid is , kan het nochtans
in Digtheid by dat der Zyde- en meer andere Rupfen op verre na niet halen,
des men ook de Rups, en naderhand de Poppe ’ er binnen in kan
Fig.15. zien leggen , gelyk ik by Fig. 15 . hebbe aangeweezen. De Poppe uit het
Spinzel genomen vertoond zich in hare natuurlyke Couleur, Gedaante
ïig .16 . en Grootte als in de 1 6de Figuur. Ze heeft van achteren geen Puntje ,
maar loopt rondachtig toe. Indien deze eerfte Gedaantewiflèling van onz
Infedl nog in ’t Voorjaar, of vroeg in den Zomer gefchied, zo komt de
Vlinder nog in ’ t zelfde Saifoen te voorfcbyn, en deze zyne Ega gevonden
hebbende komen daarvan in den Na - Zomer de Eieren en vervolgens
de Rupfen ’er uit voort, dus men dezelven in ’ t Na-Jaar volwaflên
kan vinden , welken omtrent dien Tyd ook in Poppen veranderen, die
den Winter over blyven leggen, men heeft derhalven Zomer- en Winter-
Teeld van dit Infeft, ik hebbe ze beiden gehad.
5- 5-
De tweede Gedaantewiflèling van ons Infect, te weeten : dat het in
Zy.
zyne derde en laatfte Geftalte, o f als Vlinder verfehynd, gefehied dan of
in ’t Voorjaar , of diep in den Zomer. De in de Poppe befloten geweeft
zynde Vlinder treed ter Vryheid in, na alvorens zyn Poppe-Vlies verbroken
en het Spinzel geopend hebbende aan dien Kant, daar het Hoofd der
Poppe legd, want hier heeft de Rups het Spinzel zo toegefteld, dat ’er
de Vlinder doorheen kan booren , zonder zich te befchadigen , ’t geen
hem aan een anderen Kant te doen volftrekt onmogelyk zoude zyn. In
der Daad een klaar Bewys van een zonderling Bezef, het Diertje ingeplant!
Maar door wienf Mogelyk door ’t Geval. Ei lieve, wat is toch
het blind Geval? in een algemeenen Zin genomen zekerlyk niets anders,
dan een onregelmatige, en niet altoos van een en het zelfde Gevolg zynde
Zamenloop der Dingen; maar dit komt hier geenszins te pas 5 in de
Zaake, daar ik van fpreeke, vind men altoos de geregeldfte Orde ; al
heeft men nog zo veel der opgemelde Rupfen, ze gaan allen op een zelfde
Manier in dezen te werk , en bygevolg gefehied het niet toevallig.
Hoore ik zeggen : het legd zo in de Natuure dezer Dieren; goed! dat
weet ik zeer w e l, maar de Vraag is: hoe komt het in de Natuur? Al
weder by T o e v a l.? Deze Uitvlugt hebbe ik zo even wederlegd door te
betoogen , dat geene regelmatige Verfchynzelen , en wel altoos dezelfden
, by Geval konnen voortkomen, want het ftryd tegens de gezonde
Reden, tegens de Ondervinding en tegens den Naam van ’t Geval, deze
zelfs geeft te kennen, dat iets op een’ onverwachte en mogelyk nimmer
wederom op dezelfde Manier gefchied , o f ten minften , dat het geen’
vaften Regel houdende dan zus, dan zo gebeurd, ’t welk nooit in regelmatige
Doeningen en Verfehynzelen plaats heeft, noch hebben kan. Hoe
komt dan ’ t geen,, daar de Vraag van is , in dff Natuur? Heeft zy het
miflehien zich zelfs gegeven ? Dit zoude net zo goed geredeneerd zyn ,
als of ik wilde zeggen: deze en geene Toren heeft zich zelven gebouwd.
Om kort te gaan: het is volftrekt onmogelyk, dat flechts aan de natuurlyke,
veel minder aan de verlichte Reden, een ander Antwoord op onze
Vraag voldoen kan, dan hetgeen, waarin men eene eerfte Oorzaak boven
Natuur en Creatuur beleid, en deze is God, geloofd in der Eeuwigheid
l God alleen is h e t, door wiens almagtigen Wille de Natuur ter
Beftaanlykheid gekomen en van de verwonderlykfte Vermogens voorzien
i s ; God is het, die ook ons Diertje een toereikend Bezef en de juifte
Manier van Doen ter zyner Behoudeniflè heeft ingeplaht; ja in al het Ge-
fchapene vinden wy de Voetftappen Gods, en alle bezielde en onbezielde
Wezens verkondigen zyne Eere!
Laat ons weder tot onzen Vlinder keeren. In de 17de Figuur zien
wy hem ruftende , doch met uitgeftrekte Sprieten, die hy anderzins, volkomen
in Rufte zynde, digt aan ’ tL y fle g d . By Fig. 1 3 . vertoond hy
zich vliegende, deze is een Mannetje , altoos kennelyk aan de haairige
Uitfteekzels ter wederzyden van den Staart; deszelfs Sprieten zyn ook
wel-
Fig.ry.
ftg.18.