v ö ó r b e r i g t .
boe meer derzelver Goedkeuring en Genegenheid myne Verwachting mogten beantwoorden,
hoe ik daardoor fierker zal aangmoedigd worden, om Voortgang te maken, en
(effens in Staat zal zyn, om ongelyk meer Tyd daaraan te kannen bejleeden. ^
^Zoude de tegenwoordige Verhandeling, naar den Smaak wn zomimgcnmyncr Lazeren
u lang uitgevallen zyn, zo diend tot derzelver Bevredigmg, en teffens tot myne
Verfchoning, dat ik, om de volgende Verhandelingen over zoortgelyke InfeSjidies te
I d C e r te komen beperken, genoodzaakt ben geweeji deze eerjle zo g g j
Z r J t t e v a e r en , want de InfeBen, met het hierma/l befibreveneonder ^no’ kyOe
(lacht en Bende behorende, komen ook genoegzaam m allen Deelt [eemge Eigenfcbap-
ven uitgezonderd,'] met hetzelve overeen, gevolgelyk zal ik. derzelver Befcbryvingen
C n Z Z k o r t e n ï e n in V algemeen denke ik myne volgende VeibamicUngen a o ge n
zeker Be kek te bepaalen, maar te febikken naar den Kiscb van hel Onderwerp, dus
Z t L l fbeuren L , dat de Bcfchryving, die ik telkens byteder Plaat voege, dan
eens mhder dan wederom meer Letterdruk bejlaat, waarby ikaltoos Zorg zal dragen,
Z i k aan den eenen Kant de overtollige Wydlopigbeid vermydende, aan den anderen
Kant de nodige Uitvoerigheid dier Befchry vingen, door al te kortteen, met benadeele.
Nog moeAk hier iets byvoegen tot Voorkoming van verteerde Denkbeelden, welken
men zich van myn voorgenomen Werk mogt maken. Mogelyk zoude de een of ander
mynérLezercn [d ie bet fraaie Hoogduitscb InfeBen Werk van den HeereKoSA kend
zich komen verbeelden, dat ik my van hetzelve bediende, dewyl er m den eerjlen
Ooflag eenige Gelykhcid tujfchen dit Werk en het myne fcbyml te zyn; om m een zo-
daniAtmgègrond Vooroordeel weg te nemen, zegge ik voor M g die fchynbaare
Overecnkotnjl alleen omtrent de Schikking en’t Formaat j M j j f f l l i B |
Schynbeflaat, want in der Daad i s ’e r, dien aangaande, ook Ondcrjcheid tujjchen
beiden zelfs verfebild ooi myn Syfteem van dat des evengemelden Auteurs zo wel
aTvan al e anderen, gelyk in Vervolg van Tydblyken zal wanneer ik hetzelve in t
W Ê Ê È Doch dit ftua ik zeer [aarne toe, dat in de Manier vanUitgmng van
myn Werk en dat van den Heen Röfel grote Overeeniomfi is, maar doed dit ook wel
hts tot de Zaak zelfs ? Voorzeker niets! Aangaande nu het wczentlyke vandeZaak,
te weet en: de Afbeeldingen en Befcbryvingen der InfeBen, beluige tkmet eenWomd
van Waarheid, dat ik my in 't B i ” >et daarby van t opgmelde, noeb van
eenig ander InfeBen Werk bediens, noch ooit bedienen zal, gelyk dit «4 if&r oordeelkundig
Liefhebber zelfs, zonder myne Verzekering , zal ontdekken, dooi het eene tegenover
het andere tcftellen en beiden met malkander tevergelyken. Myne Lezers
komen zich derbalven ten vollen verzekerd houden, dat ik bun nooit andere A f beeldm-
gen der M e n , dan die ik zelfs naar § Leven tekene , en daarvan nooit ander , dan
Sdoor eigen Ondervinding opgemaakte Befcbryvingen zal mede deelen; en zo het al mogt
gebeuren, dat ik uit andere Schryveren iets in myne Virbande mgen overnam, zalilhet
&ter goeder Trouwe melden, en nimmer eenig andermans Werk voor het myne verkopen,
Eindelyk wenfebe ik niets vuriger, dan dat deze myne Onderneemmg pekken moge
ter Eere Gods enter Opwekking van mynen Evcmaapn, om nevens my een mzondig
Vermaak tefcheppen in het Onderzoeken en Bcfcbouwen der mmjlgeacbttebezielde We-
z m ; op dot m daardoor niet minder, dan door de Befpiegeh:ng over de. verhevener
Werken der zichtbaren Schepping, inde Kennis der Goddelykcn WondermagtenWys-
heid meer en meer vorderen en dus den groten Schepper ook in het gemgstfcbyntnfc^
Schepzel verbeerlyken mogen.
n e d e r l a n d sc h e in sec t en
B E SCH R E EV EN EN A FG EBE E LD .
E E R S T E S T U K .
E E R S T E V E R H A N D E L I N G
O V E R D E
DAG-V L INDE R S van de E e r s t e B en d e .
De N O M M E R - V L I N D E R .
Tab. I.
HU e Vlinders, o f zogenaamde Kapellen en Uiltjes, hoe verfchillende
ze ook zyn, zo in Grootte, Couleur, Gedaante en Tekening,
als in Benaaming en Eigenfchappen, zyn in ’t algemeen in twee
Gedachten verdeeld, te weten: in ’t Geflacbt der Üag-Vlinderen,
en’t Gejlacbtder Nacbt-Vlinderen, volgens de twee natuurlyke en algemeen?
Byzonderheeden dezer Diertjes, hierin beftaande: dat het eene Gedacht
den D a g , en het andere de Nacht bemind, of lieve r, dat de Dag-Vlinders
alleen maar over Dag , en de Nacht-Vlinders alleen maar ’ s Nachts in
Beweeging zyn, om Voedzel te zoeken en hun Gedacht voort te planten.
Verder verdeeld men zo wel het Gedacht der Dag- als het Gedacht
der Nacht-Vlinderen in zekere Benden , uit Hoofde van byzondere Ei.-
genfehappen , het zy der Vlinderen zelfs, o f der Rupfen en Poppen
, waaruit ze voortkomen; ieder Bende beftaat wederom uit ver-
Icheide Zoorten. Over de Nacht-Vlinders en hunne eigentlyke Ver-
deeling zal ik hier niet in ’t byzondere handelen , alzo ik het breedvoerig
te doen gedenke, wanneer dezelven het Onderwerp myner Penne
zullen zyn. Maar wat de Dag-Vlinders betreft, men verdeeld ze gevoe-
gelykft in twee Benden, hebbende ieder Bende hare verfchillende Zoorten,
welker Getal Niemand met Zekerheid kan opgeeven. Thans bepaale
ik my alleen aan de Dag-Vlinders, vermits ons tegenwoordig Voorwerp,
namelyk de Nommer- Vlinder , een Dag-Vlinder, en wel van de Eerfle Bende,
is. Doch eer ik beginne, dit Infeét te befchryyen, zal ik hier vooraf
laatengaan;
A I. De