,$. • N A C H T . V L I N D E R S
_* in ’ t loopen of in ’c beklimmen der Boomen , van daar is het ook , dar
sWg grootte en door zyne zo zeer bekende Schriften beroemde Ridder
C.' van Linnens, in deszelfs Syflcma Nature Editio X. pag. S45- N . 13 2 .
den Naam van Meticulofa of vreesachtige geeft, aan de Rups welke ik voor heb-
be in deze Verhandeling nader te befchryyen, doch dewyl de Vlinder onder
de liefhebbers meerder bekend is dan de Rups, en dezelve eenige
Teekening op de boven Vleugels heeft., welken niet oneigen naar zom-
mige Vlakken in de Agaat• Steenen gelyken, zo waage ik het, om dezen
Vlinder den naam van Jg a a t • Vlinder te geeven, te meer, dewyl zo
veel ik w ee t, deze Vlinder nog met geenen anderen algemeenen Naam
bekend i s , want dien, welken de zo eevengenoemde Ridder Limans ,
aan denzelven gegeeven hee ft, is myn’s weetens ook nog in geen-
algemeen gebruik.
§• 2*
Reeds verfcheidene Jaaren geleeden , vond ik den 30 April op Scheer-
lingkruid, o f eene foort van dolle Kervel, een E itje , zynde witachtig geribd
en g la n z igm e t licht bruine Vlakken, waarvan een boven op rond
om het Middenpunt van ’t Ei was en de andere eeven gelyk een bruine
Tai Band om het geheele Eitje heen liep-, by Fig. 1 . op Tab. X X L hebbe
X X L ik hetzelve in zyne natuurlyke grootte op een Blaadje Scheerling afge„.
1 beeld, en by Fig. 2. vertoond zich hetzelve door het Microscoop gezien
zynde , wanneer men de Ribbetjes,. en bovengenoemde bruine Banden
zeer duidelyk zien kan , twee Daagen voor het uitkoomen der Rups
wierd het Eitje asebgraauw »an kleur; dewyl ik naderhand deze Eieren
én Rupfen ook op veel meerandere Gewasfchen als Scheerling, gevonden
hebbe, namentlyk ook op Slohoozcn, Zuur ing en Klisfen zo hebbe ik op
deze Plaat eta Struikje jonge Klisfe-Blaaden afgebeeld.
§. 3..
Uit het bovengemelde Eitje den 3oilen April gevonden zynde, kwam
den ïden der daaraan volgende Maand May het Rupsje , fpannende met
twaalf Pooten, hetzelve was zeer lang dun en gaauw, naar mate van deszelfs
Ouderdom en witachtig van kleur met zwarte flipjes, na het ver-
loopen. van eenige. Daagen kon men reeds zien dat h’etzelve eene. zestien
PootM
’ ( Tweede Gezin der EERSTE BENDE. Tab. X X L 87
' i
Footige Rups zoude worden, want nog voor de eer.fte Vervelling, zag
men reeds de acht Middel- o f Buik-Pooten onderfcheidentlyk, hoe wel
de jonge Rups nog maar vier van dezelven gebruikte. Zeeven Daagen
na dat het Rupsje uit het Ei gekoomen was, dus den 16de May, vervelde
hetzelve voor de eerde maal en fpande nog gelyk als. te vooren, niet-
tegenftaande men nu de acht Buik-Pooten volmaakt zien kon, dit fpan-
nen der Rups duurde echter nu niet lang meer, want nog eenige Daagen
voor de tweede Vervelling, gebruikte het Rupsje reeds alle zestien Pooten.
Den 25ften derzelver maand, dus neegen Daagen na de eerde Vervelling
, verwiflelde. myne Rups voor de tweede maal van Huid en den
zde Tuny voor de derde maal, zynde ’er alzo eene tuflehen ruimte van
acht Daagen tuflehen de tweede en derde Vervelling, by. ieder verwifle-
ling van den Huid, vrat de Rups het afgedroopte Vel fchoon op ; Deze
derde Vervelling was ook tegelyk de laatde, waarna de Rups tot de Vol-
waflenheid geraakte zonder meerder nodig te hebben van Huid of V e l ,
te veranderen, in welken volwaflênen daat zy zich vertoonde zo als ik
dezelve by Fig. 4. hebbe afgebeeld , zynde bruin van kleur, met elf donker- Fig
der en fchuins loopende geboogene dreepen ter wederzyde van den R u g ,
zynde het eigentlyke en kennelykde Charafler, van dit foort van Rup-
fen , waar door men dezelven terdond by den eerden opflag, kan onder-
fcheiden van andere Rupfe foorten, welken met deze in grond kleur zeer
veele overeenkomst hebben. De Buik is van onderen en ter zyden lichter
van kleur als de R u g , gelyk ook de vier paar Buik-Pooten, alsmede
het laatde paar of Staart-Pooten van dezelfde kleur zyn.
Dewyl ik zo als reeds bovengezegd i s , meerder Eieren en Rupfen van
dit eigen foort gevonden en groot gebracht hebbe, zo waren ’eronder
dezen ook, welker grond kleur, in plaats van bruin, zeer fchoon groen
was , doch waarvan de elf fchuin loopende dreepen maar zeer flaauw en
naauwelyks te zien warren, de Afbeelding van-eene dergelyke groene
volwaflene doch zich in elkander krimpende Rups ziet men by Fig. 3. Fig.
' De ondervinding heeft-my ook nog geleerd, dat de Rupfen welken uit
Eieren koomen,. die door de Vlinders in den Somer gelegd zyn, als Rupfen
overwinteren en ook des Winters vreeten wanneer Zy eenig Hun
dienend Voedzel bekoomen kunnen , zommigen in dat Saifoen haaren
vollen Wasdom bereikt hebbende, gaan, o f in de Aarde, o f maken zich
een oppervlakkig Spinzel in dezelve, om daar in tot Poppen te verande-
u 3 ren»