zouden z e, aan de Bladeren gelegd zynde, met dezelven afvallen, en ge-
volglyk te niet gaan. Zo goedertieren heeft de Meefter der 'Natuur ook.
voor de Behoudeniffe dier minftgeachtte Schepzelen gezorgd. Men kan deze
Eitjes zeer bezwaarlyk, ja byna onmooglyk ontdekken, dewyl ze niet
»Heen zeer klein maar ook genoegzaam van dezelfde Couleur en Gedaante
zyn als de Knobbeltjes en Vlakjes, die ach.in Menigte aan de Schortten
van zommige dezer Boomtjes bevinden en in den eerften Opflag volmaakt
naar zulke Eitjes gelyken, dus men dezelven lichtelyk over ’ t hoofd ziet.
T a l. V. By Fig. i . op Tab. V . hebbe ik een Eitje van onz Infeft in de natuurlyke
Tig ', i . ' Grootte, en by Fig. 2. zodanig afgebeeld, gelyk het zich onder een fterk.
F ig . 2. vergrootend Microfcoop vertoond; hetzelve glansd niet, is ook. niet gefigureerd
, maar effen en eenigzins rul. Aan den Kant, daar het Ei buisach-
tig en als geringd is , opend.de Rups hetzelve, als ze ter Wereld komt.
5- 3-
In de Maand Juny van ’ t Jaar 17 56 vonden wy verfcheidene dezer Rupfen
van verfchillende Grootte en Ouderdom, welken ook in ’tzelfde Saifoen
in Popjes en Vlinders veranderden. Den 14 July gebeurde het, dat juift
een Mannetje en Wyfje te gelyk uit de Popjes kwamen; men deed ze beiden
in eene ruime Doos,. om ze te laten paaren; over Dag waren ze
ftil, volgens de Natuur dezer Diertjes, dewyl het Nacht - Vlinders zyn,
maar de geheele Nacht bragten ze integendeel door met vliegen; en vermits
de Doos met Floers bedekt was, zo had men Gelegenheid, om dik-
wils op hunne Beweegingen te letten, echter kon men niet merken, dat ze
paarden, maar dat het evenwelgefchied was, bleek naderhand by de Uit-
komft, hoewel ik ’er toen nog aan twyffelde. Drie Etmalen dit .Paar by
elkander'geweeft zynde nam ik het Mannetje ’eraf. Den vierden Dag begon
het Wyfje zyne Eitjes hier en daar verftrooid te leggen, doch dit was ■
nog. geen vaft Bewys, dat het gepaard had, gemerkt veele Nacht - Vlinder
W yfjes dit ook doen, zonder vooraf gepaard te hebben, welker Eitjes
echter, vermits ze onbevrucht zyn,. eerlang verdrogen. Om nu het
-gemelde Wyfje niet van Honger te laten fterven, maar zo lange, als mo-
■ gelyk, in ’t Leven te houden, ten einde het zich van de Eieren te beter konde
.entlaßen, voededen wy het dagelyks, een of meer Malen, met een weinig
Zuiker in Water opgelofl, houdende telkens daarvan een Penfeel vol het
Diertje voor den Mond, ’t welk den Zuiger’er greetig inßak en het geheel
ledig zoog. Op deze Manier hielden wy hetzelve tot den 10 Auguft, en
dusbyna 4 Weeken in ’ t Leven; midlerwyl had het meer dan 10 0 Eieren
gelegd, dezen bleven den geheelen Winter over leggen en vermits ze niet
■ rimpelig werden of verdroogden , zo twyffelde ik ’er niet aan, dat ze bevrucht
waren en dat de Rupsjes in ’ t Voorjaar daaruit voor den Dag zouden
komen , gelyk ook gefchiedde.
5- 4-
Den- 1 1 April 17 5 7 kwamen de eerfle Rupsjes uit de Eitjes, die ’t eerft
gelegd waren, te voor(chyn,en vervolgens ook allede overigen,. in der daad*
zeer kleine, doch vlugge en, naar Evenredigheid der Eieren, zeer groote
Schepzeltjes. Ze liepen op 10 Pootjes, waaruit men voorts kon afnemen,
dat het geene andere, dan 10 pootige Span-Rupfen waren, want alhoewel'
ook eenige Soorten-van 16 pootige Rupfen in ’t eerft, als ze ter Wereld
komen, maar 10 Pooteh fohyhen te hebben,, en de overigen eerft'naderhand
onder ’c Vervellen zich openbaaren, zo zyn ze echter van den Begin4
ne a f aan niet zo tenger en naar Proportie zo lang, als de tegenwoordige,,
o f andere foortgelyke Span-Rupfen. Onze Rupsjes gekipt zynde gingen'
ten eerften aan ’ teeten der Aalbezie • Bladeren en nuttigden dezelven met veeh
Graagte, waarvan ze ook wakker groeiden en ,.naar myne Gilling, -tuflchen
beiden vier Maal vervelden, doch ik kin het niet metZèkerhèidmelden,
want ik had de Onvoorzigtighéid gehad, van ze allen hy- elkander in eene
Vlucht te plaatfen, vermits ze nu op ongeiyke Tyden gekipt waren, zo
vervelden ze ook ongelyk- in T y d , de eene voor, de andere na, en dit:
veroorzaakte voorts eene Verwarring in de Obfervade omtrent de Vervel-
lingen; raadzaamer is het derhalven, dat men, om dergelyke Waarnemingen
te doen, eene, of een Paar Rupfen van den Hoop afzonderd en ze
in een Glas Apart geplaatft opvoed, men zal alsdan zyn Oogmerk daaromtrent
zeer gemakkelyk-konnen bereiken en zich niet ligt vergiffen. De eer—
fte Levens- of de Rupfen- Staat dezer Infeélen duurde ruim zéven Weeken-»,
■want in 't Begin van Juny-hielden ze op met eeten, te weeten de geenen
die ’t eerft uit- de Eieren gekomen -waren. Xn Ruft zynde zitten deze 'Rupfen
gemeenlyk. recht uitgeftrekt, als een Stok,.zodanig eene volwaffene
Rups hebbe ik by Fig. 3. en eene dergelyke kruipende,. o f in Beweeging Fig.
zynde, by Fig. 4- afgebeeld, beiden in dezelfde verfchillende Couleur,.die Fig. 4»
ze over ’t algemeen hebben., zynde anderzins van Tekening en Gedaante
even eens.
S 5 -
De Tyd haarer eerftè Gedaantewiffeling, o f de Verandering in Popjes,
op handen zynde, begonnen ze merftlyk intekrimpen en werden korter-
en dikker; vervolgens fponnen ze zich tuffehen de Bladeren en Steeltjes van'
*t Besfe-Boomtje in , daar ze op geplaatft waren, makende zeer luchtige
Spinzels van enkelde Draaden, des men niet alleen de Rupfen ’er duidelyk
in kon zien leggen, maar-ook haare Verandering.waarnemen.- Na dus ee-
nen Dag of twee ftil en genoegzaam onbeweegelyk in de Spinzels gelegen-
te hebben ftrookten ze voor de laatfte Maal het Vel af en verfchenen in
eene geheel andere Gedaante, her waren nu zogenaamde Popjes. Dezen
zyn in ’c Begin helder en als-doorfchynende, groenachtig, geel van Couleur
doch werden eerlang harder en donkerder, vertonende zich, gelyk:
ik ’er een by. Fig. 5. hebbe afgebeeld. Ze lagen tot in de Maand Ju ly , ter Fig.
( e 2 ) Ryp