$
g D A G • V L I N D' E R S
Couleuren, voornaffielyk daarin, dat.hetgeen ik thans befchrytre, in den
r^mfen Staat aezellia is, en in tegendeel het eerft befchreevene, nog Rups
S n d e " t e n eenzaam Leven leid. Men vind derhalven de. Lieren van de
tleine Aurelia’s niet enkeld, maar v e l by geheele Schooltjes aan de Brandnetel
Bladen en
f f e " 'i , en de°Ei^Ssêin hunne natuürlyke Grootte afgebeeld; ze glanfen fterk en
™ groen van Couleur. Befchouwd men een dier Eitjes door een veel
S S 2 vergrootend Mierofcoop, dan vertoond het zich als by Mg. g en men
F S ‘ kangduidelyk zien, dat het acht verhevene witachtige Streepen , of Ribblues
heeft, welken uit helzwarte Vlakje, daar het Hoofd van t Rupsje
S a a t f t is en dborfchynd,- hun Begin neemende- eerft een- weinig recht
uit, en vervolgens nederwaards loopen.
§♦ 3-
De Rupsjes uït de Eieren komende zyn zeer klein, gfoenachtig graauw
van Couleur na voren toe donkerder met koolfwarte Hoofdjes; doch met
tegenflaande hunne Kreinheid kan men reeds met' een fcHerp Gezicht, of
door een Vergrootglas zien, dat het Doren-Rupsjes zyn. Ze blyven gedurig
by malkander en maken, als ware het een Gemeenebeft uit, waar
in elk mede werkt ten algemeenen Nutte , dus vervaardigen ze gelyker--
hand een Webbe, of Spinzel, waarmede ze den Brandenetel Struik, daar
ze hun Verblyf op hebben, van boven geheel overdekken, welk Spinzel
hun een Brug verflrekt, waarover ze heen en weder van teene Blad
haar ’ t andere windelen. Doch deze Manier van- de Bladen te befpmnerf
is hun maar alleen in de Jeugd eigen ; naderhand, als ze ouder en grooter
geworden zyn en eenige Maaien verveld hebben, verrichten ze dezen Arbeid
niet meer, hun geze-Hcbappely-kLeven,onderhouden ze nochtans gedurende
hunn’ geheelen Rupfen Staat, echter met dit ©nderfcheid , dat
ze naar maate van hunnen Groei ook verder uit malkander gaan , en
hun VerbWf op meer , dan eenen Brandenetel Struik nemen , vermits
deszeifs Bladen alleen niet toereikende zyn , om hen allen te voeden, gemerkt
eemzodanig Gezelfchap van Rupfen- niet alleen zeer calryk-is', maar
ze allen ook zo graage Gaften zyn , dat ze de Netels, die ze aandoen
kaal afëeten. Geen andere Zoorc van \ oedzel is deze Ruplen toege-
deeld en ze moeten, by Gebrek van ’ t zelve, allen t e v e n , fchoon ze-
■ noa zo wel van andere Groente voorzien worden. Ze hebben verder met
eeniae andere DoremRupftn deze zonderlinge Eigenfchap gemeen , dat
zede Vingeren en Handen dèsgenen, die ze grypt, met een groen Vogt
bekwylen, ’ t welk echter, zo veel ik hebbe kénnen' bemerken , aarr dê
Huid geen Nadeel toebrengd.
% 4*
§• 4-
De eerfte Levens of de Rupfen-Staat dezer Moffen duurd gemeenlyk
«aar drie Wecken, binnen welke ze vier Maal vervellen en hunne g g
fioorlyke Grootte erlangen i volwaffen vertonen ze zich als by Mg. 3. en 4- & . *■
zynde zommigen wel nog fwartachtiger, en anderen geelachtiger dan de- M
z L echter meeftal van die Couleuren, gelyk ik ze hier hebbe afgebeeld.
Doch niet tegenflaande deze Rupfen dus veel in Couleur vertell en, is er
nochtans geen merkelyk Onderfcheid in-de Tekening en Couleuren der
Vlinderen,. die ’er uit- voortkomen.
£ >
De Tvd naderende, dat onze Rupfen haar’ eerften tevens-ftaat mét
een’ tweeden moeten verwisfelen, of-in Popjes veranderen, verftrocajen
ze zich ten eenemaale en begeven zich elk naar eene bekwaame Plaats,
öm ’er zich te konnen aanhangen en deze eerfte GedaantewifTeling ondergaan
dewelke dan in allen deele op dezelfde Wyze gefchied, gelyk ik
het in de vorige Verhandeling over den Nommer-Flmder. §. 8. breedvoe-
rig hebbe befchreeven, Doch de Popjes., we ke nnte voorfchyn komen-,
gdvken niet volmaakt naar die der Nommer-Flmderen, ze hebben-wel dezelfde
Gedaante, [behalven dat ze aan ’t Hoofden end van twee fpitz-,
en in tegendeel de Popjes der Nummer Flmderen van twee ftompe Punten
voorzien zyn H maar ze zyn naar Evenredigheid eenigzins langer enfmal-
ler en voornaamlyk geheel anders van Couleur; t is waar,- ze verfchillen
ook in dezen Opzichte merkelyk zelfs onder malkander, want zommige
hebbel geenc L • minfte goude Vlakken, gelyk dat by Mg. J . | welk men Fig. y.
hier van vooren of van onderen tegen het L y f aan ziet-; anderen W h e e j e n
al Verguld en vertonen zich-als een Brokje masfief t>oud, de meeften c
ter hebben nevens verfcheide goude Vlakken en Puntjes tuflehen beiden
nog andere Couleuren, zodanig een Popje is by h g 6. afgebeeld, zo als 5.
t e zich voordoed van ter zyde, doch meer van achteren , o f met den
Rug naar ’ t Gezigt toegekeerd..
§: ö:
Omtrent' veertien Dagen [te weeten in ’ t Zomer Saifoen gehangen
hebtede veranderen deze Popjes van Couleur, de goud-Glans verdwynd
ert de Vlerken des onder 't Poppe-Vlies verborgenen Vlinders beginnen
hoe langer, hoe meer door te fchynen, emdeljk komt, naVerloopVan
een paar Dagen, de fraaije Aurelia te voorfchyn. Dezen Naam hebben
de Liefhebbers aan dien Vlinder gegeven uit hoofde van den rjken Goudglans
, waarmede zyn Popje vercierd is ; hy word de kleine dureha genoemd,,
tet Onderfcheiding van een anderen Vlinder-, de greote Aurelia