nigte Eijeren op de Hagedoo.rn had gelegd, waaruit ik meene met Reden
. te konnen befluiten, dat dit Infect eigentlyk op deze Groente te huis hoord,
ten minften liefft daarop voortteeld, als de Gelegenheid zulks toelaat; uit
dien hoofde en om dat my, behalven eenige kleine Motjes, geen ander
Vlinder van eenig Belang op dit- Gewas tot nog toe bekend is , noeme ik
dan ook onzen tegenwoordigen Vlinder, die myns weetens nog geenen
Naam heeft,, den Hagedoorrt- blinder. Het gemelde Wyfje had zich in die
. eene Nacht niet van alje zyne Eiy'es ontdaan, maar bleef nog eenige Dagen
aan ’t leggen en leverde in ’t geheel byna 400 Eijeren uit,; ze waren
niet enkeld, behalven eenige weinige, ook niet by Hoopjes, maar wel
hier en daar by Regeltjes gelegd, zeer ongelyk in Getal van Eijeren. De
Gedaante derzelven was langwerpig rond, hunne Couleur geheel wit en
waterachtig,,, echter zeer glanfig, ze waren van Groots gelyk ze hier by
Tab. Fig. 1 . op Tab. VI. afgebeeld zyn. Voor het blbote Oog, ja zelfs door een
Vergrootglas van een Duim Brandpunt befchouwd, fcheenen «e geheel glad
w * - 1 en niet gefigureerd-ce.zyn, maar onder het Microfcoop vertoonden ze zich
.zeer fraay, de gefieele Oppervlakte van ’ t Ei was met zeer fyne meed ir-
.reguliere Ruitjes bedekt, hebbende elk nog een verheven Randje* dus deze
Eitjes vry wel na die van den Porcelein- Vlinder gelyken., behalven dat
z e een weinig kleinder zyn. Omtrent den 8 Juny begonnen de Eijeren,
die ’ t eerft gelegd waren, te verkleuren en geelachtig te worden, kregen ook
hier en daar roode Vlakjes, doch werden niet rimpelig, des ik op goeden
Grond kon hoopen, dat ze bevrucht waren. Een dus verkleurd E i hebbé
Tig. 2 .ik by Fig. 2. vergroot afgebeeld, gelyk het zich toen onder een fïerk ver*
grootend Microfcoop vertoonde; de Verkleuring begon hoe langer hoe
meer toetenetnen, de-Eitjes werden vleefchkleurig, daarna rood, vervolgens
paars, eindeiyk potlootkieurigenop’c allérlaatft kreegen-ze een groen en
blaauwachügen Goud-Glans, .toen was de Geboorte der Rupsjes zeer naby.
2-
Den volgenden Dag , te weeten den 1 5 Juny. kwamen dezelven uit
de vrpegft gelegde, Eijeren te voor-fchyn , zynde- ongemeen kleine 10
poenige Span - Rupsjes, van Couleur bruin op den Rug. , doch op zyde
en van onderen wit, hebbende-geeie tamelyk dikke Hoofdjes. Ze waren
van eerft af aanzeer geneegen -tot Spinnen-en maakten naar Evenredigheid
-hunner Lichaamen reeds fterke Draaden, hadden ook voor eene Gewoonte
, veel al aan Draadjes te hangen , in plaats van te ruften. Den 2 1 of
2.2 Juny vervelden ze voor de eerfte Maal;, den- 28 en- 29 dito voor de
tweede Maaj, toen hadden- ze- niet meer allen eensrlei Couleur- en Tekening,
maar wel een zelfde Gedaante, eenige weinige waren, geheel groen;
en derzelver twee Knobbeltjes op den Rug roodaehiig, vertoonende zich
Fig. 3. als by Fig. 3, doch deze groene Couleur verdween na de volgende Verveningen,
en werd leverkleurig, hoedanig de Grond-Couleur doorgaans van.
allen-was, zynde echter de eene donkerder, de andere bleeker. Den 4 en
5 July vervelden ze voor de derde en den 9 en 10 dito voor’ de vierde en
laatfte Maal. Nog. acht Dagen zich wakker gevoed hebbende en merkelyk
grooter geworden zynde waren ze volwalTen en vertoonden zich in den
fig . 4.ruftendem Stand gelyk by Fig. 4. Zonderling en zeer aardig doed zich onder
’c Microfcoop het Hoofd van zulk eene Rups voor; hetzelve van voorea
Van 't Tweede Gezin der T W E E D E B E N D E . Tab. VI. 2 7
-ren plat zynde is aldaar zodanig getekend, dat het vry wel; naar de T ronie
van een’ flapenden Leeuw gelykt; ik bebbe deze Venooning naauw-
keurig by Fig. J . afgebeeld; doch- men moet niet meenen,. dat hetgeemftg. y.
zich hier als een Paar geflootene Dogen, ajs eene dikke platte- Neus.en. als
een Mond vertoond, iets wezendlyks z y , geenszins, het beftaat alleen
Blaar uit Vlakken en Trekken, want de Oogen der Rups bevinden zich- ter
wederzyde van !t Hoofd- beneedenwaards, ten Getaile van Zes op ieder
zyde, o f 12 in 't geheel, waarvan in. de Afbeelding maar ö zichtbaar en
met a. a. a, a. a. a. beteekend zyn, de overigen ö ftaaiv meer achterwaards a. a. a.
en ko'nnêff dus hier niet gezien worden , ik zal daar over ftraks nog breed- a. a. a.
voerigef handelen. Eene Neus hebben d'e Rupfen in ’t geheel niet, maar
--•wel ter wederzyden van den Mond een puntig Deel welke twee Punten
men gemeenlyk de Vreet- Punten noemd, doch ik boude ze voor het Zintuig
des Reuks, waarvan ik de Reeden by een andere Gelegenheid zal me-
dedeelen, beide die Punten-zyn hier door de Lettertjes b. b. aangéweezen. b. tk
Wat zich eindeiyk ook in deze Tronie als een Mond vertoond, is de ei-
Sentlvke Mond der Rups niet, dezelve bevind zich geheel van onderen
aan het Hoofd by c. ze beftaat uictwee harde Blokjes, welken het Diert- e.
ie in ’t ópenen en-,fluiten niet .op-en nederwaards-, maar wel zylings be-
weegd, in welken opzichte de Mond der Rupfen van dien der overige Dieren
ten’ eenemaale verféhild.
§• 3-
Omtrent den 20 July kon men merken, dat de oudften van deze.Rupfen
,wel haalt liaaré eerfte Gedaantewifleling zouden ondergaan en in- Popjes
■ veranderen , dóordien ze kotter en dikker werden en geen Voédzel meer
•nuttigden,; ze kropen niet in-de Aarde, maar fponnen zich tuOchen du Bladen
in o f plaatsden, zonder zich aan de Bladen-te bepaalem, hier en-daar
haar Sninzel, ’c welk wel niet hard , echter fterk en vaft en van Couleur
rosachtig was, waarin ze, na eenige Dagen nog als Rups geleegen-tsi hebben
tot Popjes veranderden-; zodanig-een is hier volgens zyne Gedaante,
Couleur en Grootte, by Fig. 6. afgebeeld. Het was telkens in- :t Najaar, Fig. S.
wanneer ik voorheen deze Soort van Rupfen vond, welken alsdan.m Pop-,
ies veranderd zynde ook zodanig overwinterden en de Vlinders kwamen
daaruit in de volgende Lente te voorfchyn, dus verwaclnede.ik ook uit de
tegenwoordige Fopjes de Vlinders eerft in ’t Voorjaar, niet daarop reflec-
téerende, dat het nu- nog-zeer vroeg en in 't Midden van- den-Sonier was.
Derhalven ftoöd ik verwonderd, toen ik in ’t Begin van Auguttgewaar
werd dat "er reeds Vlinders uitgekomen waren, te meer, alzo-ik van dezelfde
Teeld-'ook nog onvolwafiene Rupfen had, waaruit men tellens den
óiigelvKen Groei en Vöorfpoed dezer Diertjes kan aftiemcn: ggg 7. ver- Fig. 71.
t-oond'een rüftendeh Mannetjes Vlinder, die alleen by het dunrierAchter-
lv f kennelVk en- daardoor onderfcheiden is van-het W y fje , t welk hier
vliegende- gezien word' by Fig. 8. De Sprieten zyn van beiden genoegzaamfig. 8.
eveneens en konnen- dërlialven by deze Soort van Vlinderen- tot geen Ken-
merk der Sexe verltrekkeffi Over ’t algemeen genomen vallen-de Wyfjes
wat grooter en fterker van Couleur, dan de Mannetjes^ doch de-eerden
i^tal'^iüès^'waattiit ook de Rupsjes te‘ voorfc‘hyn kwamen, welken voor
den Winter in Popjes veranderd zyn en in die Hoedanigheid overwinteren,
dit was dan de tvvlede Teeld, waaruit blykt, dat deze Soort van Vlinderen
twee Maal iri 't jaar voortteeld,
Toen ik de voorheen gemelde Tronie in fchyn, onder ’t Microfcoop be-
fchouwde, werd ik gewaar,dac men de Opgen dezer Rupfen zeer exaft kon
f r 2 ) *1*11 y