t o
der Takjes en Steelen der Elaaden, zeer veele overeenkomst had. Den
i S , 17 en i8'Jen dezer Maand, zetteden zich myne Rupfen voor de
Derdemaal op ’c vervellen , v a ir van de Eerften reeds den 18 den ’er
door g e r a a k te n t e rw y l de anderen zulks nog moeiten afwachten,
f15 . i..Fig. 6. vertoond eene dusdanig Driemaal vervelde Rups. By eiken
nieuwe Huid verkryging vraaten de meeften het afgeftroopte oude
Vel geheel en al op behalven den Kop , ook na deze derde Verhui-
ding , fpanden Z y allen nog zonder eenig onderfchcid eeven gelyk
volmaakte 12 Pootige Span-Rupfen doen', gebruikende tot het loopen
, de overige 4 in ’t geheel nog n ie t, maar wel wanneer Zy
teegen de Takken recht in de lengte uitgeftrekt in Rulle zaaten, ’ t
■ welk meest den geheelen D a g door gefchiedde, dewyl Zy teegens
den Avond en Nacht zich het meefte ia beweeging begaaven en ook
ineeftal des Nachts alleen Hun Voedzel gebruikten ; by' het itil zitten»
dan gebruikten Z y ook haare nog overige 4 Pooten en dus alle 16 , om
zich als ’t ware , wel ter deeg valt te houden, zomtyds gebeurde het
ook wel eens by D a g , dat de Eene o f andere aan ’ t loopen ging
o f ook wel begon te vreeten, doch dan was het meeilentyds veroorzaakt
door eene ftooring in derzelver Rufte, ’c zy dat ik de Glaa-
zen waar in ik myne Rupfen had eenigzints beweegde, of dat ik
Hen op eene andere wyze verhindering in derzelver Itil zitteiide
houding toebracht, buiten deze toevallige verhinderingen , bleeven
.Zy in ftilte aan de Takken zitten. Den 2 1 ten dus V y f Daagen na
de Derde Vervelling, zetteden zich de voorfpoedigilen reeds om voor
de Vierdemaal Hun te klein gewordene Vel afteleggen, zeer ongelyk
ging het met den Wasdom dezer Rupfen, want ter zelfder Tyd.dat de
voordeeiigften op de Vierde Vervelling zaaten, hadde ik ’er ook nog
welken maar eerlt Tweemaal verhuid hadden, dus ruim Neegen Daagen
ten achteren waaren, daar 'er echter tuffchen de eeril en laatft uit de
Eieren gekoomenen, maar een verfchil van V y f o f Zes Daagen
plaats vond. Den 2 3^11 waaren de voorfpoedigilen voor de
Vierdemal van Huid verwisfeld en hadden toen de gedaante grootte
en kleur gelyk Fig. 7. op Tab. X IX . doed zien, zynde nu merkelyk
XIX. bruinder van kleur geworden als voor deze Vervelling, ook nu
7' nog fpanden Z y , echter fcheen het als o f het Derde paar middel o f
Buik
Buik Pooten te weeten van achter af gereekend , nu meerder als
voorheen door Hun tot het loopen gebruikt wierd. Den 26 en 27ten .
Juny zaten de oudften op derzelver Vyfde verwifleling van Huid,
w«elken ’er ook na verloop van twee-Daagen door geraakten en zich
na deze Hunne Vyfde Vervelling vertoonden, gelyk de Afbeelding by
F ik- 8. naar eene dusdanige Rups vervaardig , doed zien.' N a dezegyg, g.
Vyfde Vervelling , vraaten zy niet zo bepaaldelyk als wel voorheen;
derzelver afgeftroopte V e l op , maar lieten hetzelve zommigen ten
d=ele anderen zelfs geheel onaangeroerd zitten, by verre de meeften,
zo niet by allen mogt ik wel zeggen nam ik waar, dat zy telkens hoe
naader by eene aanftaande Verhuiding zynde, hoe bleeker van kleur
dezelven wierden , integendeel telkens was iedere Rups kort na de
Vervelling merkelyk donkerder van grond verf als voor de Verhuiding
geworden , doch deeze donkerer kleur wierd doorgaands in twee of
drie Daagen weder allengs bleeker en eeven zo gelyk dezelve voor
de Vervelling was. In het Begin van den leevensloop myner Rupfen,
-dacht ik , dat zy eeven als die der Roode Weeskind Vlinders , in
eene voorgaande Verhandeling befchreeven, niet meerder als V ie rmaal
zouden verwiiTelen van Huid, maar dit was geheel mis gereekend,
want den 3 Ju ly , waaren de voorfpoedigilen o f oudften, reeds
Zesmaal verveld, zynde Hun Kop na deze Vervelling, ruim eens zo
groot als die der Roode Weeskind Rupfen , een dusdanige K o p , hebbe
ik om deszelfs aardige Gedaante en Teekening, in zyne Natuurlyke
groote afgebeeld by Fig. 10 . en op dat men deszelfs byzondere gefi Fig.
gureerdheid des te beeter zoude kunnen zien , hebbe ik denzelvenl0' i r '
by Fig. n . door een Vergroot i Glas befchouwd zynde vertoond , alwaar
a .a.a.a a.a. de Oog ■ Bolletjes aanwyzen , welken men op de
Voorzyde van den Kop ziet, want de aan wederzyden van denzelven
zittende twee a drie Oogen o f Oog-Bolletjes, kunnen niet anders ge- 1
zien worden, o f men moet den Kop van ter zyden door het Microscoop
waarneemen. Het loopen als Span • Rupfen veranderde nu ook
na deze Zesde Vervelling dewelke ook de laatfte van alle myne Rupfen
was, het fpannea had ten meeftendeele gedaan, gebruikende nu
alle id Pooten, echter behielden Zy nog dit Span-Rups of zo als men
het onder de Liefhebbers noemd, dit Kramachtige aan zich, dat Zy
t Haar