zien , des nam ik niy voor, dezelven afzoftderlyk door dit Inftmment
naauwkeurig te obferveeren; om dit te doen , was ik genoodzaakt , het
Hoofd van eene Rups afteih.yden, vermits het Diertje gedurende zulk ee-
ne Obfervatie niet in Ruft blyft; dit afgefneeden Hoofd nu'(dat nog eeni-
ge Üuren'leefde) op een puntig Inftrumentje geftoken en onder ’t Micro-
icoop gebragt hebbende zag ik met veel Genoegen en zeer duidelyk de üo-
Fig. y.ë en zodanig geplaatsd, gelyk ik ze hier, als op de eene zyde, by Fig. y.
ongemeen vergroot afgebeeld hebbe, ze vertoonden zich volmaakt als
ilerk verhevene glafe Bolletjes; ter wederzyde van ’c Hoofd ftaan v y f
i , derzelven vertikaal en een by d. horizontaal, allen onbeweegbaar en zonder
Oogleden, welke twee laatfteHoedanigheden der Oogcn men aan alle
Infeften gewaar word. Hier zoude men konnen vraagen: Waarom beeft
toch de alwyze Schepper deze Diertjes van zo veel Oogen voorzien, daar
de Menfdh en ontelbaare andere Soorten van Dieren aan twee Oogen genoeg
hebben ?doch dit IVaarom behoord mede onder de Vraagen over duizend andere
Verborgenheden der Natuur, welken geen Sterveling met yolkomcne
Zekerheid kan beantwoorden, mag ik echter myne Gifling over dit Onderwerp
uiten, zo begrypeik het aldus: De Menfch en genoegzaam alle andere
tweeoogige Dieren konnen niet alleen het Hoofd op zich zelven be-
weegen en daardoor de Oogen te gelyk als van plaats doen veranderen, maar
ook de Oogappels zelfs op- en neder- en zydwaards keeren en wenden, daar
integendeel het Hoofd der Rups aan.’t Lichaam zodanig vaft is, dat het niet
dan met hetzelve te gelyk kan bewoogefi worden, ’ t welk voor eerft eene
Vertraging in ’t zien veroorzaakt; wyders ftaan haare Oogen zelfs dok onbeweegbaar
ftil, waardoor ten tweeden het Gezicht ongemeeD veel zoude verminderd
worden, indien ze maar twee zulke Oogen had; derhalven fchynd
het my toe, dat daarom de Schepper aan deze Diertjes meer Oogen gegee-
ven heeft, ten einde door het meerder Getal en gepafte Situatie derzelven
het Gebrek in ’t zien, dat uit hunne mindere Beweegbaarheid voortkomt
wederom te vergoeden. J a , mogt Iemand zeggen, dat is wel, maar waarom
heeft de Schepper het Gezicht dezer Diertjes niet zodanig gefchikt, dat ze
het ook, gelyk andere Dieren, met maar twee Oogen konden ftellen? deze
Vraag verdiend geen Antwoord, vermits ze even zo ongerymd is , als dat
Iemand wilde vraagen: waarom heeft de Schepper niet aan de Rupfen de
Gedaante van een Paard, o f ander Dier, gegeeven ? Ondertuflchen begeere
i t i l u i ^ men myne Giffing over dit Onderwerp voor eene onfeilbaare
Waarheid aanneeme, zeer wel wetende, dat zulke en ontelbaare andere na-
tuurlyke VerfChynzels Hechts giflender en niet btflifiender wyze konnen beredeneerd
worden. Kan nu ons Verftand niet eens de natuurlyke Onderwerpen
met volkomene Zekerheid doorgronden , welken evenwel ons omringen
en onder t Bereik onzer Zinnen komen, hoe ongerymd is het dan, ja in der
daad zeer beklaagiyk, dat wy nochtans vermetel, o f liever dwaas genoeg
zyn, van in de verborgenfte bovennatuurlyke Geheimen te willen indringen
om derzelver grondeloofe Diepte met ons eindig en bepaald Vernuft te pei!
Jen, en, ’t welk het ergfte is, dat ieder dan zyne Begrippen, hoe feilbaar
immer, voor het eigentlyke en waare poogd te doen doorgaan. Voorzeker
dit is de ongelukkige Bronader van de Verdeeldheid der Chriftenen Mogt
ons doch daarentegen de Ootmoedigheid alleszins bezielen ; mógten wv
. omtrent alzulke diepe Verborgenheden onze Bepaalingen liever opfehorten
en met de Hand op den Mond ons voor den HEEREin ’t Stof vernederende
y y willig belyden, dat onze Kennis, zelfs in ’t Natuurlyke j hoe veei te meer
dan in het Geeftelve, maar gebrekkelyk zy. Oweik eene zoete Kalmte zoude
daaruit m de Chrlftenheid ontdaan, en hoe gewrffelyk zoude dan de onzaa-
c ?e . ■*•WI*tluit moeten zwigten. Doch <jit behoord mede onder de Pia De-
fiderta» welken, door der Menfchen eigene Schuld, helaas! wei nimmer
zullen vervuld worden. 1