Tab. xn.
Tig: i
§• 2 -
Door de vriendelykheid van den Wel Edelen Heere Ay. van Rensi
[tiaar Wz. wien ik myne dankbaarheid by dezen opentlyk betuige ,
ben ik het eerste machtig geworden de Eieren van dezen fraaijen Vlinder
en wel op de volgende wyze. Zyn Wel Edele te Nymeegen zynde
had’ de goedheid, my den 22 Juny 1778 in eenen Brief per Post van daar
te zenden 20 E ie ren , beneevens de doode Moeder-Vlinder welke
dezelve gelegd had ’er by , das ik terftond zag van welke Soort van
Vlinders deze Eieren gelegd waren , zy hadden eene geelachtige kleur
en waren daarenboven zeer fterk glandzend , doch door het Microscoop
gezien , niet gefigureerd, maar wel eeven als Segryn in 't wild
gekorreld, om welke reedenen ik van hetzelve ook geene vergroote
Afbeelding gemaakt hebbe, daarenteegen vertoonde zich een zoodanig
.E i in.zyne natuurlyke grootte als by Fig. 1 .
§• 3-
N a dat ik van deze Eieren zes Dagen bezitter was geweest,'
kwamen ’er de jonge Rupsjes uit te voorfchyn , vreetende Hunne
Eiërdoppen bynaar geheel o p , fchoon ik verheugd was een nieuw
Soort van Rupfen te bezitten, welken tot de geheele verandering ie
brengen my niet minder als aangenaam konde zyn, zo werd dus myne
Zorg in dezen des re grooter dat dit zoude mislukken, dewyl my ten
eenenmaale onbekend was , welk Soort van Bladen Hun Voedzel
zoude weezen, want dewyl de Vlinder op den Grond;in ’ t Gras gevangen
zynde, in een Doosje gedaan, in hetzelve zich van verfcbeidene
Eieren ontlast hadde , zo was nu de Vraage welk Voedzel gebruiken
Z y ? om dit te ontdekken , leidde ik Hun verfcheidene Kruid- en
Boom-Bladen voor , en ziet uit degeenen welken ik Hun hadde voorgelegd
, koozen Z y de Willige Bladen , waar mede ik dezelven ook
tot den Winter toe gevoed hebbe. Aan deze jonge en teedere Rupsjes
konde men reeds zien , dat het Beer o f ruige Rupfen zouden
worden ; Haare kleur was vaal groenachtig met lange Hairen , den
3 July dus V y f Dagen naar het uitkomen uit de Eieren , zetteden
Z y zich voor de Eerstemaal op het vervellen, en waren naar verloop
van Tw e e Dagen , dus den 5 dito, eenmaal van Huid verwisfeld ,
Haare kleur was toen groender als te vooren en hadden op ieder Ring
o f Lid , Tien bruine Knopjes , op welken Hunne fyné en lange
Hairtjes geplaatst waren , den 9del! derzelver Maand , vervelden Z y
voor de Tweedemaal, hebbende naar deze Vervelling niet over het
geheele L y f , maar alleen over en langs den R u g , Twee Ryën zwarte
Knopjes ; Hunne Hairen waren telkens naar ieder Vervelling ook ee-
venredig grooter en fteeviger , naar mate het Lichaam der Rups
grooter en fterker wierd. Den i 4'Je” July zetteden Z y zich voor
de Derdemaal op het vervellen en waren den I 7 den Driemaal verveld, den
26 en 27«=" van deze Maand, vervelden Z y voor de Vierdemaal, en
waren naar deze Verwisfeling van Huid , donker bruin van Hairen ,
zelfs zo dat het zeer naby het zwarte kwam, tusfchen deze donkere
Hairen ,’ was een geelachtige Streep over den Rug langs te zien ,
myne Rupfen begonnen nu ook reeds. eene tamelyke groote te vertragen
en hadden deze Eigenfchap aan zich , dat Zy aangeraakt wordende
geheel in elkander rolden en zomtyds dus zamengerold zynde,
een geheele poos Tyd in deze Gedaante ftil leggen bleeven, maar,
wanneer Zy dan , begonnen zich uit elkander tebegeeven en te loopen,
gefchiede zulks met zeer veel haast en ongemeen fchielyk , m vergely.
king van andere Rupfe - Soorten , doch den meesten T yd over hiel-
den zy zich ftil en fchuil, onder en tusfchen de Bladen der Willigen,
ook fcheenen Z y , niet heel kiesch te zyn in ’t uitzoeken van versch
Voedzel want op den Bodem van de Vies waar in ik Hun groot
fokte eénige verdorde Bladen gelegd hebbende , om teffens tot Schuil-
olaatzèn te kunnen dienen , vraten zy zomtyds deze verdorde en hard
gewordene Bladen ,, eeven zo wel en greetig als de verfchen, welken
ik Hun telkens nog onafgeplukt aan de Takjes zynde gaf. Den 9 en 10
A u2 vervelden Zy voor de Vyfdemaal, veertien Dagen ’er na, namentlyk
y S y f l zetteden Zy zich voor de Zesdemaal om van Huid te verwis-
felen en waren ook den 29 van dezelfde Maand,, meest allen reeds er
door dit dacht ik zoude nu wel de laatfte maal zyn , maar ziet ik
bedroog my want in ’ t midden van de Maand September , zetteden
Z v zich voor de Zeevende keer ter Vervelling, en raakten ook allen
, a . r)agen gezeeten hebbende verveld, ’er was nu tusfchen iedere verwisfe-
ling van Huid, een tusfchentyd geweest v a n , 1 0 , u en Tweemaal 19 a
20 Dagen, namentlyk tusfchen de Eerste en Tweede Vervelling 4 Dagen,
tusfchen dé Tweede enDerde 8 Dagen tusfchen de Derde en Vierde 10
Dagen tusfchen de Vierde en V yfde 14 Dagen .tusfchen de VyfdeenZesde
10 en tusfchen de Zesde en Zeevende ook 19 a 20 Dagen, naar deze Zeevende
Vervelling, bleeven Zy den geheelen Winter over .meest ftil zittende
in ’ t leeven en fchoon ik Hun deu 20 November nog redelyk goede en
frisfche Willige Bladen ga f, wilden Zy echter niet vreeten terzelver
T yd ga f ik Hun ook droog Zand , om te zien o f Z y zich ook mogelyk
70^als wel meer overwinterende Rupfen doen, van hetzelve zouden
bedienen om ’er als in weg te kruipen , den Winter over door te
hrengen en zich dus eenigermaate voor de aanftaande Koude er in te
befchermen, maar neen, zy gebruikten deze Voorzorge m e t , intee-
gendeel in ’ t begin van February des volgenden Jaars 17 79 , begonnen
Z v wederom iets te vreeten , van eemg jong Gras t welk ik Hun
gegeeven had , ’c geen van dit gevolg was , dat Zy zich den 25 en
fö Maart voor de Achtfte maal op t vervellen zetteden en door deze
Achtfte Vervelling allen gelukkig door geraakten, doch voor ditmaal,
\ welk ook de laatfte keer w a s , zaten zommigen we ó a 7 Dagen eer
Zv het oude Vel hadden afgeftroppt, naar deze laatfte Verv-lling
* p jj öw*