eene, die ons tiet Vermaak aandeed, dat ze in een Popje veranderde en
nog dien Zomer als Vlinder te voorfchyn kwam, de overige vier flierven,
Dus verre hadden wy nu wel die Infeél: ontdekt, maar om hetzelve nog nader
en van het Ei a f aan te leeren kennen , was ’er dat Jaar geene Kan»
meer, des wy daarmede tot het volgende Jaar moeiten wagten.
§• 2.
De Juny Maand gekomen zynde, deeden wy wederom eenige van deze
Rupfen op , welken merendeels nog niet volwaflen waren , wy verzuimden
niet, haar altoos verfcheKIifieStronken te geven, en hadden ook
het Genoegen van ze in Popjes en vervolgens in Vlinders veranderd te
zien; daarenboven gebeurde het, dat in de Maand September een Mannetjes
en een Wyfjes-Vlinder op eenen Dag te gelyk te voorfchyn kwamen,
welken wy by elkander in eene Doos deeden om te paaren ; dat
dit ook gefchied was, bleek by de Uitkomfl,
Het Wyfje leidde den 20 van die Maand 1 2 1 Eitjes, vervolgens nog
3 0 , ze waren hier en daar by Hoopjes geplaatit en met een glanzig, V ogt
of Lym valt gehecht, vertonende zich in hunne natuurlyke Grootte en
Couleur als by a, Fig. i . op Tab. I I I . Aan het bloote Oog deden ze zich
glad en glanzig vo o r; maar door het Microfcoop belchou wd waren ze_
een weinig rul. Na verloop van 8 Dagen veranderden ze van Couleur
i j en werden wat donkerder , gelyk by b , zonder teffens rimpelig te wor-
. den of te verdroogen, een Bewys, dat het geene Wind Eitjes, maar dat
z e integendeel bevrucht waren ; zodanig bleven'ze van toén a f aan den
geheelen Winter over leggen.
Tab
lil.
. Den 18 April 17&2 kwamen de Rupsjes tiit de Eieren ;■ Daags te vooren
werden de Eitjes potlootkleurig en ten laarften zo doorichynende als Glas,
des ik met een Microfcoop van 2 Linien Brandpunts de Rupsjes duidelyk
(, ’er in kon zien leggen, By c hebbe ik een Eitje in die Hoedanigheid en
dus vergroot afgebeeld. De Rupsjes gekipt zynde waren zeer vlug en tie»
jj. rig en van Grootte gelyk by d. Ze fpanden toen noch, dat is : ze gebruikten
in ’t gaan maar twaalf Pooten , men kan echter met een goed
Vergrootglas ontdekken, dat ze reeds 16 Pooten hadden. Van Couleur
fcheenen ze in den eerilen Opflag bruin te zyn-, maar wanneer ik ze met
een gewapend Oog befchouwde waren ze geelaehtig met bruine Kringen;
zwarte Hoofdjes en diergelyke Schildjes achter ’t H oofd, o f op den éer-
ften Ring. Ze aaten de ledige Doppen hunner Eieren niet o p ; ik gaf hen
ten eerilen Klifle-Bladen, want Kliflê-Stronken waren ’er toen nog niet,
doch ze lieten de Bladen onaangeroerd leggen , in tegendeel maakten ze
Gaatjes in derzelver Steelen en baanden zich dus den Weg naar binnen ,
daar ze hun Voedzel vonden, waarmede zy zich ook zo lange behielpen;
tot dat men hun kon Stronken geven.
. Vermits nu deze Rupfen, volgens hare Levenswyze,, zich genoegzaam
altoos binnen de gemelde Stronken verfcholen h ie ld enw a s het niet wel
doendoenlyk,
om aantemerken, hoe dikwils dezelven vervelden , alleen maar
hebbe ik met Zekerheid konnefl waarneemen, dat de eerile Verveïïing ge-
fchiedde, toen ze acht Dagen oud waren; na deze Vervelling gingen'ze
op 14 Pooten, en fpanden dus nog maaf een weinig, ja het dutirde filet
lang, of ze bedienden zich in ’t gaan van 1 6 , dat isr van alle hare Poo>-
ten? Volwaflen zynde hadden ze de Gedaante, Grootte, Couleur en Te-
kening, gelyk by Fig. 2. Hier diend aangemerkt, te worden , dat deze Eg. t.
Rupfen wel zóratyds eenigzins, dodi alleen maar in Couleur verfchillen,
men vind ze, die veel donkerder, voomaamlyk na voren toe; anderen,
die nog bleeker, dan de afgebeelde, zyn.
§. 4*
Hun Voedzel, gelyk uit het voorverhaalde blykt, is alleen het Merg,
of binnenfte en Zachtfte Gedeelte der Klifle-Stronken , en om daarby te
komen maakt de Rups met den Mond van buiten in den Stronk een rond
Gat, als by Fig. 3. werpende gedurig het Kaauwzel weg, zo lange, tot Dg. 3-
ze aan het Merg komt, en gelyk hetzelve in ’ t Midden van den Stronk
recht op eri neder gaat, zo vervorderd de Rups ook langs deze Leiding
haren Gang in denzelven en maakt, al voorwaarts gaande, ’er dus een
Kanaal in , genoegzaam maar van dezelfde Wydte, gelyk de Rups dik is',
des zv ’er zich niet in omkeeren, maar wel alleen voorwaarts kruipen, of
zich achter uit beweegen kan, dit hebbe ik by Fig. 4- afgebeeld. N a a r% 4-
mate nu de Rups door geftadig l Merg weg te eeten, dat haar onmiddelyk
voor den Mond ftaat, dit Kanaal na vooren toe verlengt, vuld ze het van
achteren op met hare Vuiligheid of A fgang, en wanneer ze dus den Stronk
tot boven toe ledig gegeeten heeft, o f andere Omflandigheden het verer-
fchen dat ze een anderen diend aan te doen, verlaat ze den vorigen op
dezelfde Manier, gelyk zy ’er was ingegaan, ze maakt namelyk wederom
een ander rond Gat, doch nu van binnen naar buiten, en vertrekt door
hetzelve naar elders.
• De overige Veranderingen ondergaat de Rups mede binnen in den Klis*
fe-Stronk, want als ze een Popje zal worden, kruipt ze niet in de Aarde;
eelyk anders veele Rupfen van deze Bende doen, maar blyft in hare ge,
liefde Kluis, ze heeft daarby de Voorzichtigheid, dat ze de Plaats, daar
de Verandering gefchieden zal, een weinig ruimer maakt o f wat meer uit •
hold want als Rups kon ze zich uitrekken en het dus met een naauw Kanaal
Bellen , maar dit gaat niet aan, wanneer ze een Popje word en geworden
is, zynde hetzelve daarenboven ook wat dikker dan de Rups. Ia
der Daad een verwonderenswaardig Bezef in zo een gering fohynend-en
verachtlyk Diertje, ’ t geen het waarlyk niet uit zich zelfs heeft, en dat
ons derhalven billyk op een hogere, ik zegge , op de hoogfte Wysheid eir
Maat met Eerbied en Aanbiddipg moed doen te rug zien. By Fig. 5. heb- H>g- 5-
be ik zulk een Popje in den Kliffe-Stronk -, en een zelfde ’e r buiten in zyne
natuurlyke Gedaante en Couleur by % 6. afgebeeld ; de meeften zyn w n Eg