wederom aan ’ t Eeten en laat zich de Brande-Netelbladen wel fmaaken.
Alle Rupfen zyn niet doorgaans aan even veel Verveningen onderworpen,
doch allen, die van eenerley Zoortzyn, en in een zelfde Saizoen uitko-
men, ondergaan ook een gelyk Getal der Vervellingen, maar dit is mede
niet alle Taaren hetzelfde. De Nommer- Vlinder -Rupfen vervellen ge-
jneenlyk vier maal, en dewjl haar Rupfen-Staat niet lange duurd, vermits
Mg. 4.
5 en 6
ze fchielyk groeijen, zo volgen de Vervellingen ook kort op malkande
r, nochtans met een evenredige Tuffchenpoozing ; ik llebbe ze aan
twee dezer Rupfen, die den 12 July 1755- u't Eieren kwamen, in1 de
volgende Orde. waargenomen: Den 14 dito gefchiedde hare eerfte Ve-r-
velling ; den 17 . dito de tweede; den 2 1 . dito de derde; en denaö. dito
de v ierde, toen aaten en groeiden ze nog tot den 5. Auguft. als wanneer
ze hare volkomene Grootte en geheelen Rupfen Ouderdom bereikt hebbende
geen Voedzel meer nuttigden , maar zich gereed maakten , om
overtegaan in een* tweeden S ta a t, t eenemaal verfchillende^ van den
vorigen, ik zegge.' om als Schepzels te verfchynen, die geenszins na Rupfen
gely ken, met een Woord.: om in Chryfalides, of zogenaamde Poppen
te veranderen, welke Gedaantewiflèling den 7. Aug. gefchiedde. Hieruit
blykt, dat de eerfle Levens-Staat van ons tegenwoordig Inftét, te weeten:
de Staat van Rups, maar ruim 3 Weeken duurd. _
Wyders hebbe ik aangemerkt, dat de bovengemelde regelmatige Orde -
van Vervelling en Groeying ook dealgemeenfle by deze Soort van Rupfen
is , behoudens dat het Saifoen geene Verandering daarin maake, nog dat
men niet verzuime in ’t Fokken dezer Diennes hen altoos van genoegzaam
en wel van versch Voedzel te voorzien en ze ruim en luchtig te .plaatfen.
Ik hebbe onze Rupfen in hare voikomene Grootte, natuurlyke Cou-
rieur en Gedaante by Fig. 4- 5- en 6. naauwkeurig afgebeelc1 , dus
, zoude ik daarmeede konnen volftaan, zonder eenige verdere Befchry ving
’er van te geven, nochtans oordelende, dat dezelve niet geheel overvloedig
zoude konnen z yn , maar wel tot meerder Opheldering dienen, zal ik
ze zo beknopt, als doenlyk, hier laten volgen: De Nommer - Vlinder-
Rupfen hebben doorgaans fwarte en geheel en al met korte flyve Haartjes
bezette Hoofden, van Gedaante omtrent gelyk men gemeenlyk een
Hert verbeeld; haare Lichaamen beftaan elk uit 1 2 Ringen, of Leden,
’t geen ze met alle andere Rupfen gemeen hebben; en zyn voorzien van
16 Pooten, namelyk: van 3 Paar fpitze, of Voor-Pooten, 4 Paar dikke,
o f Middel Pooten , anders ook Buik-Pooten genaamd, en 1 PaarAchter-
Pooten, welken men de Nafchuivers noemd; de eerften, o fd e ö fp itfe
Pooten, (taan onder de drievoorfte Ringen; de acht dikke, of Buik-Pooten,
zyn aan den zesden, zevenden, achtften en negenden Ring vaft; en
de twee achterften onderfchragen den Staart, of laatften Ring. leder fpit-.
fe Poot is op zich zelven een Ha akje, maar elk van de overige Pooten
heeft van onderen verfcheide fynp Haakjes, waardoor ze in Raat zyn,
zich
zich aan alles vaft te konnen hechten. De Rups kan de Ringen verwy-
tieren en .zamentrekken, door welk Vermogen ze hare Pooten verzet
ena ich van de eene Plaats na de andere begeeft, want de Pooten, en
wel voornaamelykdeBuik-Pooten en Nafchuivers geene Gewrichten hebbende
, om zich voor- o f achterwaards te buigen, maar wel zydwaardstegen
malkander te duwen, ook zich in te trekken en uitteftrekken, zouden
tot de Beweeging, of tot den Gang des Diers t’eenemaal onbekwaam
z yn , ten ware ze niet, terwyl ze zich intrekken, teffens ook door de Ringen
, daar ze aan vafl: zyn , opgeligt, en voor, of achterwaards gezet
wierden. In den ruftenden Stand trekt de Rups hare Ringen digt aan
malkander en vertoond zich, gelyk by Pig.ö.tamelykdik. Verder hebben Pïg-
deze zo wel, als alle andere Rupfen, degewoone 18 Luchtgaten, namelyk
9 ter wederzyde; ze zyn geplaatft aan den eerften, vierden, vyfden,
zesden, zevenden , achtften, negenden , 'tienden en elfden R in g , maar
de tweede , derde en laatfte zyn altoos zonder Luchtgaten; ze vertoonen
zich hier als fwarte Stippels, hebbende rondom een witten Kring, wanneer
de Rups donker van Couleur i s , inaar deze licht zynde , gelyk die
by Fig. 6. kan men de witte Kringetjes niet onderfcheiden. Wonderbaar
en zeer aanmerkenswaardig is het, dat deze Luchtgaten, of liever Stippeltjes,
want met het bloote Oog kan men ’er geene de minfte Opening
in zien, gefchikt zyn tot de Ademhaling der Rups , die , gelyk ook genoegzaam
alle andere Infeólen, hierin t’eenemaal verfchild van de meefte,
en mogelyk van alle andere levendige Schepzelen, want in plaats dat deze
den Adem door de Keel halen, zo trekt de Rups door de gemelde Gaatjes
de Lucht in zich, ’t geen in den eerften Opflag zeer zeldzaam en byna
ongelooflyk fchynt te zyn, vermits men zich van zodanige wonderlykeen
ongewoone Ademhaling geen Denkbeeld kan maken ; de Waarheid dier
Zaak kan echter niet meeriu Twyffel getrokken worden , nademaal dezelve
door zulke Proefnemingen onderzogt en beweezen i s , welken niet
alleen befliffende zyn, maar ook altyd en door ieder een konnen gedaan
worden; Doch ik zal my thans by deze Stofte niet langer ophouden, alzo
ik van Voornemen ben, in Vervolg van T yd de Luchtgaten zo wel, al3
andere fubtile in- en uitwendige Deelen der Jnfeéfen door goede Ver-
grootglafen zelfs te onderzoeken en naar ’t Leven aftetekenen, vervolgens
by Gelegenheid, met diergelyke Waarnemingen en Afbeeldingen myne
Verhandelingen en Plaaten te verryken. Dezogenaamde Doornen onzer Rups
zyn middelmatig lang en 65 in Getal, ook kringsgewyze op de Ringen
naar derzelver Beloop in de volgende Orde geplaatft: De eerde Ring
heeft ’er geene, op den tweeden ftaan 4 , op den derden ’c zelfde Getal,
en ieder van de volgende zeven Ringen heeft ’er zeven, op den elfden
zyn ’er 6, waarvan de twee middelden korter dan de anderen en wat-meer
achteruit geplaatft zyn, de laatfte R in g , of de Staart, draagd’er twee.
Ider Doorn heeft rondom van beneden na boven toe eenige enkelde ongemeen
fyne enfehuinoverendftaandeHaartjes, Daarenboven zyö deze, ge*