iie van onz Infefl vervorderen. Naer een wyle zoefcens vonden wy ndg
twee van deeze Rupfen, de eene vry gróoter, dan de eerde, en wel t'.VLC
Maal reeds verveld; de andere byna volwasfen. Deze drie Rupfen wel zorgvuldig
met deDenne Naalden gevoed en groot gebragt hebbende, zagen wy
tot onz groot Vermaak, dat twee daarvan tegen het Einde van September
in de Aarde kropen en in Popjes veranderden, doch de derde (lierf nög
jong zynde. De twee Popjes bleven den Winter over in de Aarde leggen
en den 6 July daaraan volgende kwam uit het eene een fraaie en gaave
Vlinder te voorfchyn, maar het andere leverde eenen zogenaamden Spek-
vreeter uit (zynde een zekere Soort van Wespenj) met welker Zaad deze
Rups befmet was geweeft.
o- z.
Genoegzaam de geheele Huishouding van dit Infefl:, en wel van het Ei af
aan, tot in zyn laatilen of Vlinder-Staat, was ons nu bekend, behalven dat
wy ’er nog geene onbefmette Eieren van gezien hadden; doch in ’t Jaar 1767.
dén 12 July vonden wy twee gaave Eitjes, waaruit ook den 21 dito de Rupsjes
kwamen, die wy zo verre groot bragten, dat ze zelfs byna volwasfen
waren, echter alstoen ftierven. Maar in ’t volgende Jaar den 2 July werd ons
door een groot en voornaam Liefhebber nog betere Gelecgenheid gegeeven ,
om de Huishouding van dit Infefl te kannen obferveeren, waarvoor ik den-'
zelven myne Dankerkentenis opentlyk betuige. Die Wel Edele Heer vereerde
myöovan déze Eitjes, nevens den Wyfjes-Vlinder, die ze gelegd had; uit
allen kwamen den 8ft™ July de Rupsjes te voorfchyn. De natuurlyke Grootte
Tab.y. en Couleur van ’e Ei zien wy hier op Tab. IS. by Fig. t. Vyf of zes- Dagen
Fig. i.voor het uickomen van het Rupsje begint het Ei eenigzins te verkleuren en
word aan den Kant daar zich het Hoofd der Rups bevind, donkerbruin, vervolgens
wederom van langzamerhand helder en ten laatilen zo doorfchynende
als Glas, dat men ook het Rupsje ten duidelykften ’ér in kan zien leggen, ’t
Fig- 2 .welk ik hier by Fig. 2. gelyk het zieh onder een goed Vergrootglas vertoond,
hebbe afgebeeld. Niet minder duidelyk ziet men dan ook de Beweeging van
het zwarte Vlakje onder aan ’t Hoofd, zynde het de Mond dér Rups;,,het
Diertje is alsdan doende met een Gaatje in den Dop van ’t Ei te maaken, en
wanneer dit groot genoeg is, dat het Hoofd’er door kan, zo kruipt Kec
Rupsje naar buiten. Hetzelve nu geboren zynde Is geel van Couleur met een
donker bruin Hoofd en een wit voorover gebogen Horentje op den Staart,
doch dit woTd kort daarna kool zwart, zynde hetzelve boven aan de Punt
gefpleeten, of liever het heeft aldaar twee fynePuntjes, welken men ook mee
het blooteOog, mits Icherp van Gezicht zynde,zien kan. Zulk een eerftge-
Fig. 3-boren Denne Pylftaart-Rupsje vertoond zich by Fig. 3, De meeften dezer
Rupsjes, toen ze gekipt waren, .lieten den ledigen Eierdop leggen, zonder
iets ’er van te nuttigen, zommigèn echter.aaten denzelven met veel Graagte
op, zelfs waren ’er eenigen by , die hun Genoegen nog niet hadden aan hun-
eigenen Eierdop, maar verteerden ook dien van anderen. Na 'r verorberen-
van dit Ontbyt zyn vervolgens de Denne Naalden hun eigentlyk Voedzel, daar
ze zich, nog jong zynde, op dezelfde Manier van verzadigen, gelyk de Rups
van den Anomalus-Vlinder, dat ze namelyk maar aan de Kanten der Naalden
eeten, doch naderhand, als ze ouder en grooter geworden zyn , eeten ze de-
zelven dwarsover af, beginnende van boven aan de Punt en gaan dus naar
beneeden, latende veeltyds onderaan nog een Brokje van de Naald iïaan. De
Groei dezer Rupfen duurd ruim vier Weeken, binnen welke ze vier Maal vervellen
en wel gemeenlyk omdenöden en 7doiDag By ieder Vervelling eeten ze
het afgeftrookt Vel geheel op. Na de eerfte Vervelling vertoond zich deR'ups
Fig. 4. groen geilreept, gelyk by Fig. 4. Na de tweede en derde Vervelling worden de
Streepen hoe langer hoe diftinfler en hec Horentje blyft nog aan de Punt ge-
Fig. 5. vorkt, ’t welk hier by Fig. j . in ’c groot afgebeeld is. Doch na de vierde of
laatft®
faatfte Vervelling komen eerft de rosachtige Streep op den Rug en de fmalle
zwarte Kringen te voorfchyn; het Horentje,- dat by de Geboone der Rups
voorwaards gekromd was en naderhand meeltai recht overend Rond, is nu
achterwaards gebogen en niet meer gevorkt, maar eindigd in eene fpitze
Punt. Volwasfen1 vertoond zieh de Rups als by Fig. 6. Hier diend aange-Eig. 6-
merkt te worden, dat niet alle Denne Pylftaart-Rapfen doorgaans dus geted-
fcend zyrt, aan' zom'migen' lopen de Streepen' ter wederzyde van ’t Lyf recht
door, die hier als afgebroken en in Perkjes verdeeld zich vertoonen, doch
Voor de Keft is ’er geen Ohderfcheid in de Tekening.
■ §r 31-
Dit Infefl, zynen Leeftyd als Rups voleindigd hebbende'en nu de'eerdeGe-
daantewifleling zullende aanneemen ,o f een Popje worden, kruipt in de Aarde
en ondergaat aldaar deze Verandering op dezelfde Manier, gelyk ik zulks
Voorheen reeds in de Befchryving van andere Pylltaarten, gemeld hebbe.
Als Popje vertoond het zich van Gedaante, Grootte en Couleur gelyk by
Fig. 7. hebbende deze aanmerkelyke Hoedanigheid, dat de Koker des Zuigers Fig. 7.
van den Vlinder, die in het Popje woond, eenigzins. van ’t Lichaam afgezonderd
en Hechts met het dikke End ’er aan valt gekleefd is , zynde gevolglyk
tuflchen beiden een kleine Opening, men vind dit ook aan de Popjes der Li-
guller-en Winde-Pylftaart-Vlinderen,doch aan anderen niet. De Denne Pyl-
liaart Popjes bly ven den geheelen Winter in de Aarde leggen, en de Vlinders
komen daaruit eerft diep in den Somer daaraanvolgende te voorfchyn. Deze
tweede Gedaantewisfeling gefchied ook in allen deele evengelyk als die van
andere Vlinderen, dus ik hier daarvan geen Gewag verder behoeve te maaken.
§. 4 -
Onze Denne Pylftaart-Vlinder nu het Poppe-Vlies verlasten en zyne Vlerken
hunne behoorlyke Styvigheid verkreegen hebbende vertoond hy zich in
den ruftenden Stand als by Fig. 8. zynde dit een Wyfje,’t welk genoegzaam Fig. 8*-
.alleen maar door het dikker Achterlyf onderfcheiden is van het Mannetje’,
dat hier als vliegende gezien word by Fig. 9. De Sprieten van beiden verfohib Eig. 9,
len zeer weinig van elkander, doch die van ’t Mannetje zyn iets dikker en
wat meer gekamd. Aangaande de Tekening dezer Vlinderen, dezelve fehync
wel in den eerden Opflag eveneens te zyn, maar als men ze naauwkeurig be-
fchouwd,yind men hier en daar eeriig Onderfcheid; de Grond-Couleur der-
zelven is insgelyks niet by allen volmaakt dezelfde, eene Eigenfchap, die
deze Soort met verre de meefte andere Soorten der Vlinderen1 gemeen heeft.
| §. J .
Wat nu nog onze nieuwe Ontdekking betreft omtrent de B'efmettiüg der
Eieren van zommige Vlinderen door vreemd Zaad, daar ik in den beginne
Gewag van maakte, zo hebbe ik nooit iets dergelyks by eenig Infeften-Be-
fchry ver gevonden , gevoiglyk moet hun dit Verfctiynzel geheel onbekend
geweeft zyn , daar ze anders van de Befmetting der Rupfen,door vreemd
Zaad, uitvoerig Bericht geven. Toen wy nog niets het mihfte van de Befmetting
der Infeften-Eieren willen, err evenwel eenige Eieren van de Denne
Pylftaart-Vlinderen vonden, welken zwartachtig of yzerkleurig waren, bragt
ons dit ten eerden in het Vermoeden, dat deze Eieren iets zonderlings moeft
overgekomen zyn, wei wetende dat nooit de Pylftaart-Eieren, zo wel ledig,
als nog vol zynde zodanige Couleur hebben, des wy dezelven wel naauwkeurig
bekeekeir, en ziet, wy ontdekten in elk Eitje een ongemeen klein
Gaatje, daar onmogelyk een Rupsje kon uitgekropen zyn, maar wat dan?
ongetwyfféld niets anders, dan een, of meer, allerkleinfte Wespjes. Schoon
dit nu maar eene Gisfing was, werden wy echter nog dienzelfden Dag van
de Waarheid dier Zaak overtuigd; want kort daarna vonden wy een dezer
Eieren, daar wezendlyk de Rups uitgekomen en het dus een ledige Dop
was, zo helder en wit als Glas, zynde het Gaatje of Opening in hetzelve'
CE O eves--