
//munte, ende hij sloèch self mede ende wierp 25 gulden voor geneuchte onder
¿het volck.// Zoo leest men in de Jaarhoeken van Antwerpen, volgens mede-
deeling van den Heer Verächter.
Verder sie men eenige ■ bijeengevoegde Rekeningen van Pieter Cobbe, Munt-
meester te Antwerpen, van' 5 Januarij 1489 (1490 volgens den nieuwen stijl)
tot 29 December 1503 (doch waaromtrent voor den tijd der minderjarigheid van
Filips alleen in aanmerking komen de Bijlagen letter K tot en met P).
N*. 1 der munten door ons medegedeeld is de groote gouden Neaal, die wij
om deszelfs grootte in de eerste plaats afbeeldden, hoewel de daarop volgende
munt twee jaren cruder is.
Heylen leert ons omtrent den gouden remi, ook genoemd Beaal van Oostenrijk:
»Deéze geslagen tot Brugge, item"in Brabant ende Holland, voomaementlyk
» in de ja on: 1487, 1488 ende- J1489, hielen in alloy 23 karaten, 84 greyn,
j’en in zwaerte 9 engelsehe, 22 asen.
// Hun gewigt word insgelyks op deézen voet gesteld in de evaluatie des jaers
»1499, welke by my M. S. luyd alzoo: //»Den Gouden Real 94 engelsehe,
»//I troyken, 1 deusken styf.»»
Men ziet, dat Heylen Vlaamsehe, Brabcmdsche en Hollandsche gouden realen
vermeldt.
Van de eerste is een exemplaar voorhanden op het Koninklijk Penningkabinet
te ’s Gravenhage; de laatste komt meermalen voor; maar van den Brabandschen
hebben wij noch eén oorspronkelijk stuk, noch eene afbeelding kunnen ont-
dekken. Wij geven daarom hier eene afbeelding naar eenen oorspronkelijken
Hollandseheñ.
De Vlaamsehe heeft op de kz. de letters geheel anders geplaatst, dan op den
Hollandschen, zoodat het jaartal ook met dusgenaamde Arabische cijfers gesteld
is. De Vlaamsehe heeft verder de lelie (Bijssel) tot muntteeken.
Gaan wij thans over tot eene hadere beschrijving van ons stuk.
Op de vz. ziet men Maximiliaan, in eenen oud-Duitschen of zoogenaamden
Gothischen zetel gezeten -, gekroond met de Boomsch-Konmkhjke kroon en met
schepter en wereldbol in de hand , alles in een compartiment van zeven bogen.
In de afsnede vertoont zieh eene roos.
Na het dusgenoemde Geldersobe kruis, ziet men in den rand het volgende
opschrift :
* MTÎttlMIMTSHVS * DEI * GR2Î * ROM2ÏHORV * REtt * SEP' * 7ÏVG *r
Op de kz. vertoont zieh het gekroonde wapenschild van den Roomsch-Koning,
zijnde de arend, gedekt door een gedeeld schild, links Oostenrijk, regts Bour-
gondië. Omschrift, weder na het Geldersehe kruis:
rPEHE * MEHSVR2ÏM * EW * RESPICE * FIHEM * M * CCGG * LtttfXVII J
Afgebeeld in het Muntboek, getiteld: New Mmtztmech (München 1604), doch
zeer siecht. Beter in een aantal Beeldenaars der 16e en 17° eeuw.
Bij v a n m i e r i s , Hist, der Nederl. Vorsten, Deel I, bl. 189, N". 1.
G. weegt 14,5 w. Is thans zeer zeldzaam; wij kennen er slechts vier.
Zoo verre sobreven wij, hebbende in vfertrouwen op Heylen’s stellige verze-
kering, de gouden reaal laten af beeiden, toen wij, de Muntmeestersrekeningen
nalezende, op bl. 46 der Doemens van den Heer Verächter aangeteekend vonden
in de rekening, waarin deze royaal zoude moeten voorkomen of verantwoord
worden : » van den wercke van den goudenen penningen, te weten jerst van den
»penninc geheeten Boyael —- nyet gemaeckt en syn geweest, enz. enz.» -
De N". 2 op deze Plaat wordt door ons medegedeeld op het gezag van den
Heer Verächter, in zijne Document, page 29, vergeleken met Pl. IV, N°. 2,
in aanmerking nemende, dat deze munt geslagen moet zijn.
Verächter zegt daarvan:
uFlorin de Bourgogne, appelé plus tard Florin de St. André (St. Andries-
,»gulden), de 19 karats or fin en aloi, allié de 4 karats d’argent et d’un karat
» de cuivre, et de 72 pièces de taille au marc de Troyes ; ayant cours pour 30
» sols. Le tout conformément à l’instruction de 1474, donnée en ce temps au
» maître particulier de la monnaie d’Anvers. Depuis le 12 Avril au 24 Decem-
»bre 1485, sept pièces seulement ont été battues (1).» Hetwelk;Qvereenkomt
met hetgeen Heylen daaromtrent mededeelt op bl. 57.
(1) Hier meenen wij, dat de geleerde Archivist van Antwerpen zieh vergist. Er.staat in
de Muntmeestersrekeningen, dat er alleen 7 stuks in de bus geoonden werden. Nn wierp
men gewoonlijk van iedere 500 gemunte penningen, of daaromstreeks, er één in de bus,
om later de proef te maken. Dus zouden er dan ongeveet 3,500 stuks geslagen zijn.