
delste, die twee cirkels nevens zieh heeft, op eeneubrug schijnt te staan. Kz.
een kruis van zonderlingen vorm. Omschrift;
SPBIP
dus ongetwijfeld Godefridu-s, waarschijnlijk Godfried met den Board of de Groote,
Z. Weegt 7 korrels.
Volgens hare type is het verder duidelijk' te bepalen, dat van de op PI. III
afgebeelde munten, de NL 1 de oudste moet genoemd worden.
Wij meenen zidks qm, hare hoogst eenvoudige type op de voorzijde, en
het Karlovingische kruis met de vier bolletjes tusschen deszelfs heenen, op de
kz. Wij vinden in Opper-Lotharingen dergehjke munten van den Hertog Gerardus
, (zie de Saulcy, Recherches sw les Monnayes de Lorraine, PI. I N". 1
en 2) die van 1048—1070 het bestuur in handen had. Op de vz.' ziet men
eene soort van altaar of kist (?) met eene bloem of eenig ander versiersel daar
boven , gevat in eenen parelcirkel. Omschrift:
•i« GO . . . IDVS
Kz. het zoo even vermelde kruis, enz. in een parelcirkel. Omschrift;
■ >£ LOV25NI.,
Z. De wigt is 7 korrels
Wegens het enkele woord Godefridus, zbnder bijvoeging van de titels .Comes
of Dux, alsmede om het boven aangevoerde omtrent de eenvoudigheid der type;
tevens leitende op den vorm der letters, meenen wij dat deze munt tot de elf-
de eeuw behoort; zij kan alzoo aan de Godfrieden Van dien tijd toegekend
worden, misschien wel aan dien Godfried, die in 1095 Graaf van Leuven en
in 1106 erfelijke Hertog van Lotharingen werd. Hij heette Godfried met den
Board of de Groote.
De N". 2 waarvan, even als .van de volgende N° 3 en 5 teekeningen, een
afdruk ons door den Heer Piot is medegedeeld, die echter op reis veel geleden
had, en later beter is gegeven in T., VI, PI. IV N». 6 der Revue, heeft op. de
vz. het naar de linkerzijde gekeerde ongehelmde hoofd van eenen Godfried met
eene vaan voor zieh. Ala omschrift vertoonen zieh alleen de zeer kleine letters:
GODEPRID
Op de keerzijde ziet men eenen met opgeheven pooten staanden, naar de
regterzijde gekeerden, leeuw. Voor en achter hem bevinden zieh eenige punt-
jes. Het omschrift bestaat alleen uit het woord:
LEO,
Z. Weegt 8 korrels.
Nadat deze munt, volgens de mededeeling van den Heer Piot, op steen
reeds afgedrukt was, ontvingen wij de beide eerste afleveringen van het VI*
Deel der Reme de la Num. Beige. Daarin komt onze munt voor op PI. IV
onder N. 6. In het vaantje is daar nog een leeuw zigtbaar; aan het opschrift
nog een D en rondom het schild op de keerz. Staat:
IjEm | IGSCVW
moetende beteekenen: Henrici Scutum.
De Heer De Coster meent, volgens bl. 184 van gemelde 1lerne, dat, daar
Godfried III, in 1185, zijnen zoon Hendrik deel gaf aan het bestuur van zijn
Hertogdom , deze munt na dien tijd moet geslagen zijn.
In de gemelde Remie komt nog een Denier voor, dien wij onder N°. 2* me-
dedeelen , en welken de Heer De Coster (zie bl. 184 zoo even aangehaald) meent
dat ouder dan de voorgaande is. Later (bl. 224 der Reme) schrijft hij dien aan
Hendrik I toe. .
Hij heeft op de vz. eene buste met gehelmd hoofd met geopend vizier, links,
een vaandel met een leeuw in de hand houdende; in het veld eene vijfpuntige ster.
DV4VLOV
Kz. Een zeer versierd kruis eindigende in lelien. Omschrift:
OjSGTEGRV#
d. i .: o sancta crux.
_ Weegt 8 korrels.
De N . 3 heeft op de vz. duidelijk het hoofd van eenen gehelmden krijgs-
man, of met eene vaan, of, zoo als op de volgende NY 4 , met eene spies of
lans voor zieh, Deze N”. 3 moet vooral met gemelde N*. 4 vergeleken worden,
daar wij meenen dat ook op ons tegenwoordig nummer sporen van eene
5