
N". 3 is door ons ontleend aan van mieris, Bist, der Ned. Vorsten, Deel I,
bl. 144, N\ 2 ; doch het geheel is vermeld bij van orden , N". 35 ; zie de volgende.
N". 4, waarvan eene beschrijving voorkomt in van orden’s Handleiding voor
Verzamelaars van Nederl. Legpemmgen, is door ons afgebeeld naar een oorspron-
kelijk exemplaar; voorhanden in de verzameling van den Heer Kapitein Gallenfel*
te Delft. De andere zijde van dezen penning is als de vz. van N”. 3.
N\ 5, waarvan wij geen oorspronkelijk exemplaar konden bekomen (eene der
zijdeñ behoort totNL 5 , welke zijde weder, wanneer men ze naauwkeurig ver-
gelijkt, bevonden zal worden te verschillen van de eene zijde der N”. 4 van Karel
den Stouten, en daarom door ons op nieuw afgebeeld is geworden), heeft op
de andere zijde twee dooreengevlochtene letters fit, en in den omtrek bet opschrift :
* M2S#I î Z * M2SRI2S î DV# * DVCISS # 7SVSWRIS
Zie de afbeelding bij v a n m i e r i s , Deel I , bl. 144, N°. 3.
N° 6 eindelijk is ons medegedeeld door den steeds zoo welwillènden Heer
F. Verächter te Antwerpen.
De vz. bevat weder het wapen van Antwerpen en het omschrift:
gel ISGfP ° D 8 MS 8 flîO' 8 D 8 BR2S 8 2S 8 2SI2VSRS
Op de kz. vindt men de lanrierstokken. der Gulden Vlies-Orde, gecantonneerd
van boven en onder door twee vuurstalen en even zoo vele juweelen der Orde;
aan de linker- en regterzijde door twee fit’s. Omschrift :
^ QO' 2SG2SS 8 SSP3R 8 RSSPICS 8 FlItS 814A9.
d.i. Quidguidagas, semper respicefinem, of : Watgij doenmoogt, let altijdopheteinde.
MAXIMILIAAN EN F I I IP S .
(1482—1494.)
Toen Maria in 1482 overleden was, werd Maximihaan de natuurlijke voogd
over hun minderjarig kind Filips, bijgenaamd de Schoone. Deze minderjarig-
heid dunrde tot in 1494.
Groot is het aantal en veelvuldig- zijn de soorten der munten, gedurende dezen
tijd in het Hertogdom Braband geslagen, eerst te Antwerpen, daama te Mechelen, ook
te Leuven en Brussel, en later weder te Antwerpen ; in Limburg werd niet gemuht.
In den beginne vergenoegde Maximiliaan .zieh met op naam der minderjarig-
heid (Moneta Archiduem enz.) te laten slaan, en wel, voor zoo verre zulks door
het jaartal blijkt, alleen. zilveren munt (zie Pl. XIX, N°. 3—5).
Later, Boomseh-Koning geworden, verstoutte hij zieh, met Duitsche trots,
om munt te laten slaan, onder anderen den gouden reaai, zonder eenige ver-
melding van den naam des Jjandvorsten.
Deze was, met andere grieven, de reden dat deBrugsohe opstandelingen, met
die van Gend vereenigd, Maximiliaan op den 9 Februanj 1488 op het Cranen-
borg te Brugge gevangen zetteden.
Eerst na.drie maanden werd de BoOmsoh-Koning losgelaten, en van-dien tijd
af heeft hij zorg gedragen om, ook op de. Brabandsche munten, den naam zijns
zoons bij den zijnen te laten plaatsen.
Over d’e .m de eerste jaren der voogdij geslagene munten krijgen wij eenige
opheldering door twee Bekeningen van Jan Cobbe, alias Cohben, Muntmeester
te Antwerpen, loopende van 4 Mei 1481 tot 21 Eebruanj H84 (1485 volgens
den nieuwen stijl), Wij geven die onder de Bijlagen Antwerpen, letter
G en H,
Over de later te Mechelen vervaardigde munten zie men de rekening en com-
missie van Jan Cobbe, van 12 April tot 24 December 1485 (bij Verächter,
Doemens, page 33—40), alsmede de Bekening van Pieter Cobbe [zoon van
Jan, zoo even vermeld], over de munten, zoowel te Antwerpen als te Mechelen
geslagen van 2 November 1487 tot 3 Jnnij 1488 (zie de zoo even aange-
haalde Documens, p. 40—55). ,
Van Kersmis 1485 tot 2 November 1487 hebben, volgens Verächter (bl. 40
zijner Doemens in de noot) de werkzaamheden in de Munt te Mechelen stil ge-
staan, en is er alleen te Antwerpen gemunt, nadat bij besluit van 27 Junij
1487 van Burgemeester, Schepenen en Baad dier stad (zie het stuk in de Detrae
Belge, T. I , page 91, 92) de Munt aldaar weder geopend was : n 1487
»12 Julij, so dede den roomschen Coninck Maximiliaen alhier ghelt slaen inde
23*