
G. weegt 3,6 w.
Afgebeeld bij v e ra ch t e r , PI. VIII, N°. 1.
Heylen zegt (bl. 41), dat het Philippus schild of de clinckaert, hier bedoeld,
gangbaar was voor LX placken: d. i. 60 stuivers. Hij spreekt aldaar ook van
halve, die ons nimmer voorgekomen zijn. Deze en andere »gouden munten van
Guillelmus, Joannes en ook de Pieters,» zijn biljoen verklaard in de Ordonnantie
van Maximiliaan van 14 December 1489; om reden, zegt deze: » ce sont deniers
» usez & rongez, et que de cent l’un ne tient point son poidz.» Van daar
dan de groote zeldzaamheid dier munten, die alleen bijkans door opgravingen of
andere dergelijke wijzen voor den dag en in de Kabinetten komen, en hoe vele
derzelve zijn er vroeger misschien nog van tijd tot tijd te voorschijn gekomen, die
door de onkunde der vinders in den onverbiddelijken smeltkroes zijn geraakt!
N°. 2 is de silveren penninc, genaamd Cromtert.
Dezelve is geheel geslagen volgens de bovengenoemde ordonnantie, welke ten
opzigte dezer munt luidt:
»gemunt op deen syde met eenen Leuwe van Brabant, ende die Leuwe sal
»hebben in synre borsten den schilt van onser wapenen ende sal wesen in de
»circonferentie [doch bij de gravure aldus veranderd, gelijk volgt:]
>5< PijS s » v tt s BRKBffißrme; s z s bimb'
»ende op dander syde sal hy gemunt syn met eenen langen cruys, daerinelcke
// syde staen sal een letter
B. R. ü . B'.
»ende in de circonferentie sal staen:
% MOHS |RI7S S KOV | 7V° BOV22 | KISXJS'.
»ende desen penninc sal cours hebben voir 4 Labbayen brabants gelts, ende
» sal houden in alloy 5 penningen 8 greyn conincx silvers, ende dier seien gaen
»op te snede 68£ op die Troisch marc die maken voir een marc fijns sil-
»vers 35 schel. grooten en 13 myten brabants, die coopman sal hebben 32
» schellingen 6 den. groot ende 2 den. brabs, wy voir ons recht en sleyschat 4
»grooten brabs, ende die muntmeester voir allen cost 14 grooten 21 tnyten
»brabs, ende seien gewracht syn op 2 greyn ter remedien ende op \ penninc
»op de snede op elc marc wercs.» - .
Deze munt sal voor twee grooten gangbaar geweest zijn, nademaal de halve
Kromstaart groot genoemd wordt.
De naam eromtert of kromstaart heeft betrekking op den gekromden staart
des leeiiws. Wij zullen deze muntsoort ook in andere provincien aantreffen.
Z. het gewigt is 3,4 w.
Afgebeeld bij v e ra ch t e r , PI. VIII, N”. 2.
Serrttre schatte de zeldzaamheid dezer munt in 1847 op R®.
Van deze muntsoort waren echter geslagen van 15 September 1429 tot 20 Maart
1430 een getal van 2,681,090 stuks. Zie Verä ch t er , page 71. Van 20 Maart
1430 tot 18 Mer 1431 werd er een getal van 1247 marken gemunt, of 199,520
stuks. Zie Bijlage Leuven, lett. A.
N°. 3 is een halve kromstaart of groot.
Volgens bovengenoemde muhtordonnantie hielden deze munten 4 deniers, 4
greyn con. silvers , en hadden zij ieder koers voor twee labbaijen. Van elke
40 mark werks mögt men slechts één mark van de voorschrevene halve krom-
staarten maken en niet meer. — De afbeeldingen en omschriften zijn geheel
gelijk aan die van den.heelen kromstaart.
Z. weegt 1,7 w.
Afgebeeld bij v e ra ch t e r , PI. VIII, N°. 3.
Serrure schatte de zeldzaamheid in 1847 op R5.
Van deze muntsoort werden van 15 Sept. 1429 tot 20 Maart 1430 een getal
van 499,220 stuks geslagen. Geen twintigtal is er naar gissing meer te vinden.
: N\ 4 is waarschijnlijk mede eene munt, waarvan Heylen spreekt in de noot
op bl. 41. Verachter noemt dezelve (page 71) een vierdegroot, genaamd Prunken.
Dit was ook de naam van een klein tarwenbroodje, dat men voor dit muntje kocht.
Kiliaen zegt op het woord Pricsken: » panis triticius, minutulus. — Pricskem-
gheld, genus exactionis rei frumentariae in Brabantia.»
Acht van deze gingen op een Kromstaart. Het gehalte was volgens de ordonnantie
van 26 Augustus 2 penn. 8 grein, maar, volgens die van 14 December,
gebragt op 2 penn. 12 grein, en van 25 schell, of 300 staks in het mark
Trooisch. Van deze kleine muntsoort zijn er, volgens Verachter, in den bovea
vermelden tijd, 102,000 stuks geslagen.