
Door het kinderloos overlijden van Jan IV, op den 17 April 1427, volgde-
Klips in het Hertogdom Braband en Limburg op. De iñhuldiging had met de
gewone plegtigheid plaats te Vilvoorden op den 23 Mei, in tegenwoordigheid
der Algemeene Staten. Den 1 Junij daaraanvolgende werd hij insgelijks te Antwerpen
als Markgraaf van het Heilige Roomsche Rijk ingehuldigd.
Verloofd aan Jolenta, dochter van Lodewijk, Koning van Sicilie en Hertog
van Anjou, had Klips reeds eenige aanzienlijke mannen naar Rheims gezonden,
om deze Vorstin naar zijn hof te geleiden, toen hij door eene zware ziekte aan-
getast, den 4 Augustus 1480, op het.kasteel den Burg te Leuven, vóór
de voltrekking van zijn huwelijk en na eene regering van naauwelijks drie jaren
, overleed.
Hoewel niet met de Numismatiek in verband staande, deelen wij hier de
volgende regels mede uit n Die alderexcellentste Cronyke van Brabant, Hottant,
enz. Antw. 1512 aaiiij.
// Aldus gestoryen synde te Lovene die voirs. hertage Philips, so quamen die
//iij Staten van Brabant tot Lovene, om dat doode lichaem haers heren te siez/
ne. Ende sy . overdrogen dat men bi ordinancien van de medecinen ende cy-
»rurginen dat doode lichaem. op, doen ende visiteren soude, om te besiene oft.
//hi natuerlyck oft anders gestorven ware, enz. enz.»
. Dit is het eerste bekende voorbeeld der uitoefening van geregtelijke genees-
kunde in Nederland, gelijk ons door deskundigen verzekerd is.
Ten gevolge van twisten omtrent de opvolging, bepaalden de drie Staten on-
derscheidene punten, en onder, anderen: dat men zoo lang met.de muntijzers-
des Hertogen zoude blijven voortmunten, als het lijk van den doorluchtigen af-;
gestorvene, die men gebalsemd had en onbegraven liet, boven aarde zoude zijn.
en het land zijnen opvolger nog niet zoude kennen (1).
De Charters van Filips van St. Pol betrekkelijk de munt zijn de volgende:
3 Februarij 1428. De Hertog ontheft zijne munters van belastingen. Zie.
Metme Beige, T. I , -page 66.
(1 ) V e e a o h t k b , t . a . p . p a g e 6 9 .
15 September 1429—27 Mei 1430. Uittreksel uit de registers van de Re-
kenkamer. Zie Verächter , Documens, page 74—95.
10 Mei 1430. Ordonnantie op de Munt. Zie Rev. Belge, T. I, p. 136 144.
Verder leze men het door Heylen over de munten van Klips I (gelijk hij hem
noemt) medegedeelde op bl. 40 en 41 zijner Prijsvèrhandeling ; vooral het vermelde
over laibayen, prieslcens, my ten en botdragers, in de aanteekening op bl. 41. Omtrent
de laatste muntsoort onder Filips is ons nergens elders eenige melding voorgekomen.
Thans gaan wij over tot de beschrijving van die munten van Pilips van St.
Pol, welke wij of in originali of in afbeelding hebben kunnen aantreffen. Zij
zijn in der tijd gegraveerd geworden door Hendrik van Velpen; deze is de eerste.
stempelsnijder van Brabandsche munten, wiens naam ons medegedeeld is. (Ver-
gelijk Verächter , Documens, page 70 et 117.)
De eerste is de gülden penning, genaamd Brabandsch Schild in de muntor-
donnantie van 10 Mei 1430.- Deze munten waren geslagen op een gehalte van 16
karaten, en bestanden dus uit f zuiver goud. Wij zouden thans zeggen : zij
waren geslagen (het een derde alliage in deze munten was zilver) op een gehalte
van ySss- Er-gingen 68 stuks op een mark Trooisch; zij waren gewerkt op een
kwart karaats remedie, en op eenen halven penning in de snede, enz. enz. Zie
verder de ordonnantie:
De vz. bevat het beeid des gekroonden Vorsten, in eenen Gothisohen zetel
zittende ; in de regterhand houdt hij een zwaard ; met de linker — waaraan op
ons exemplaar (dat uit de Verzamehng van den Heer Otto Keer, te Amsterdam)
aan den mouw een bovenstuk van het kleed, aan eene hand gelijk, uitsteekt —
houdt hij het wapenschild; alles te zamen in een compartiment, waaraan acht
bogen, zigtbaar zijn.
¡fr Pljö S OVH î BR2SB* *2512111* *1© JZ J IlIMBVRG.
Op de keerzijde ziet men volgens de ordonnantie: »een gefloreerd cruys bin-:
nen een compassé en in die circonferentie :
>J, «PC S VIHGUU 8 HPG 8 BQGHTîm 8 HPG 8 IMPSB25T.//
Van 15 September 1429 tot 20 Maart 1430 sloeg men van deze munt 246,500
stuks. Van 20 Maart 1430 tot 18 Julij 1431 werden er nog 146,31-1 stuks
geslagen (zie onder Pilips den Goede),