
WENCESLABS EN JOHANNA.
JOHANNA ALLEEN.
(1355—1383—1383—1405.)
In den jare 1355 volgde Johanna, erfdochter van Hertog Jan III, m 1347
gehuwd met Weneeslaus (1) van Luxemburg, haren vader m de regenng over
Braband en Limburg op. . »
Zij verloor haren echtgenoot in 1383 en regeerde verder, kmderloos, tot den
jare 1405 aUeen. „ —mi.
Men moet wel onderscheid maken tusschen de munten, dm zij gezamenbjk
met haren echtgenoot, en die, welke zij na diens overladen bet slaan.
De muntordonnantien en muntmeesters-rekeningen uit deze regenngen zip
ons, immers voor een gedeelte, overgebleven. ,
Den 24 November 1380 gaven Weneeslaus en Johanna e e n Charter omtren
het slaan van Munt. Zie hetzelve in àcRewe Belge, T. I , page q ^
Van oinstreeks het jaar 1381 dagteekent eene Remonstrant* der Statgn
Braband ter zake van de Munt. Zie Berne Belge, T. , phge. ,
een Charter aldaar, page 181 188.
Den 19 Mei 1381 verscheen eene Ordonnantie van de meuwe zdveren mu
ten. Zie het in de Rewe Belge, T. I , page 188—189. Den 6 Junij van het zeMe jaar werd een Charter van Weneeslaus en Johanna,
omirent de Munt uitgevaardigd. Het is opgenömen m de Rewe Belg , .
* In d i zelfde jije e n dito voor Maastricht, in de gemelde f c , ’tzelfde deel
page 198-200; dat de Bisschop van Luik, Stephanus, aldaar reeds zeer vroeg
het jus monetae had, blijkt uit de Revue Belge, T. I , page 349-353.
(1) lu oud-Nederlandsche stukken Wmcelyn genaamd.
■ De gouden munten onder Wenceslaus en Johann«, tpssch.cn 1356 ,(eerst op
den 3 Januarij diens jaars deden gemelde Echtelingen, ,na .den.dood van Jan
III, hunne plégtige intrede binnen Leuven) en l383 geslagen, zijn ten getale
van drie verscliillende. : . -
N°. 1^ is -het gouden: lam .bf de moetoen,. ook de agnel genaamd. De Heer
Serrure verzekert ons,'dat, hoewel de naam van Wenceslaus alleen.daarop voor-
komt, .de munt in Vilvoorden geslagen. is;. Bewijs; hieryoor hebben wij met
gevonden. Alleen lezen wij in het Charter omirent :de Maastrichtsche munt :
//In al der voegen dat [d. i. gelijk als] onse dobbele nmtqene waren gefor-
//meert ende geteikent., die wy lestwerf te Vilvoorden deden slnen.y
Hier is dus.wel «praak van te Vilvoorden,geslagene dotibele . mqetoew»., maar
niet vaùrenkele, gebjk er ons hier een, voorkômt.
Bij Heylén lezen wij alleen in de noot op bladz. 25 :
//An! 1382 naer dat Wenceslyn Loven belegerd had en, die voor hun mis-
//daed geschat op 80000 Mottoen, syn die in ’t .eynde des jaers aldaer gesla-
//gen., en hadde elç stuc cours, voor 54 groote of placken Brab.// : ,
Deze waren dus ook, volgens de waardebepaling, dubbele moetoenen.
En dit is abes wat wij lezen oVer dé moetoenen van Weneeslaus, behalve ^e dubbele,
op zijnen last in Maastricht geslagen, waarvan Heylen spreekt in de noot
op bl. 25, (uitvoeriger vermeld in het boven aangehaalde Charter) en waarvan munt-
meesters waren Jan van Weerde en Henrik Meeus (in het Charter: Janne van
Weert en Henric Mees, poirteren' varr Tricht). Deze Maastrichtsche moetoenen,
waarvan tôt dusverre geene meer bekend zijn, zouden alleen door //enxgherhan-
,/de clein teiken dair in te prenten// onderscheiden zijn;//van den dobblen moi-
//tôen van Vilvorden./o.1
Gaan wij thans over tôt de beschrijving van den Wenceslaus moetoen.
'N“. '! . Vz.. als van den moetoen van Jan III, onder N*. 3, op Pl. VII
beschreven, doch thans met het opschrift :
W S P QVX.
Kz. verschilt alleen in kleinigheden <wat de sieraden aan het eind der bee-
nen des kruises betreft) en in het gémis der kringen, van de N”. 3 , op
Pl. VII.