Op biz. 287 van de Tome II der Numismatique du Moyen Age van den grooten
Lelewel, lezen wij:
» Le coûte Loys de Cressi (1322—1346), dit le manuscrit de Sanderus
» [een H. S. vroeger door Lelewel aangehaald], forgea deniers dargent divers et
a entre aultres ung denier sur lequel estait dung coste escript Gandamm et de
// laultre ooste Looanium, et. ce pour une alliance qu’il avait faict avecq le duc
»de Brabant.»
»Je ne sais pas si les espèces de cette monnaie mixte sont retrouvées, mais
»j’y vois les indices des relations intimes qui influèrent sur les types de tous
»les Pays-Bas.»
Dit schreef Lelewel in 1835. Men ziet dat deze munt nog bestaat.
Omirent deze zelfde gemeenscbapsmunt lezen wij bij Ghesquière in zijne Pièces
Justificatives, page 188—190:
»Letteren van verbände tusschen Jan III, hertoghe van Brabant, etc. en
» Lodewyck grave van Vlaenderen, Nevers &c. Gendt, in ’t jaer 1339, 3 De-
» cember.»
»Art. V. Item hebben wy gheordonneert, omme die Coopmanschepe ende
»neeringe te houden binnen de voorsz. twee landen, datmen ordonneren ende
»slaen sal b e n e geme ene mtjnte goet ende weerdich, die baeren loop bebben
»sal in beyde de landen voorsz. De welcke sal blyven staende in een poinct
»sonder verwandelen t’eeuwelycken dagbe, oft bet ne waere by gemeene con-
» sente ende overeendragben van beede de Princen, ende van beede de geele
» landen boven gbeseyt. Ende daer toe salmen nemen ende kiesen twee persoonen
»van elcks Heeren wegbe voorseyt, ende eenen persoon uut elck van de drye
» goede steden van Brabant voomoemt, dats te wetene Leuvene, Bruessel ende
»Antwerpen: Ende van Vlaenderen, dats te weten, Gendt, Bruggbe en Ypre,
»die waerdyne daer af wesen sullen Ende sullen haer assaye doen loyalyk
»ende in goeder trauwe, ende op den eedt, die zy daer af doen sullen, tallen
»tyden datmense vermaken of vemieuwen sal. Daerby is te wetene, dat »»al-
»»le andere munte, sonder dese, die loop , bebben sullen binnen de voorsz.,
»»twee landen, gepryst ende gewardeert sullen wesen naer haere rechte weerde:
«ende pry se vander ghemeener munte voomoemt.»«
Ghesquière laat hierop volgen:
»Cet extrait nous porte à croire, qu’avant 1339 il y avoit un corps de mon-
«noyeurs tant à Gand, Bruges et Ipres, qu’à Louvain, Bruxelles et Anvers.
»II seroit fort à souhaiter que l’on découvrît un assez, grand nombre de mon-
» noies frappées vers ce temps-là dans les dites villes de, Flandre et de Brabant,
» pour être à même de donner une notion complette de la valeur tant intrinsè-
vque que numéraire de ces espèces, en un mot, de letat de la monnoie qui
«a eu cours vers 1339 dans ces deux grandes Provinces des Pays-Bas. Cet
»extrait nous apprend aussi, que quoique le Brabant fût soumis à un Prince,
»différent de celui de Flandre, f la monnoie de Brabant avait cours en Flan-
»dre, et vice-versa celle de Flandre en Brabant; qu’enfin le but de cet arran-
» gement étoit l’avantage du commerce réciproque de ces deux belles Provinces.»
De boven uitgedrukte wensch van Ghesquiere i s , altbans voor een groot
deèl, vervuld, dank zij de onvermoeide pogingen der Heeren. Lelewel, Verächter
, Den Duyts, Serrure , Piot, Everaerts, Perreau, De Coster, om van
anderen thans ,niet te gewagen.
En hiermede eindigen wij de algemeene mededeelingeü over de zilveren
munt van Hertog Jan I I I , welke wij hier en daar konden opsporen. Gaan
wij tbans over om de door ons afgebeelde munten nader elk afzonderlijk te
bescbouwen.
N°. 5 is een Toursche groot of dusgenaamde Toumoois.
Vz. een kerkportaal of stadspoort '(indien dit laatste de ■ ware zienswijze is,
zoude de afbeelding dan ook kunnen doelen op bet munten binnen steden?
waartoe Jan III zieh, gelijk wij boven zagen, plegtig verbond; en dan zouden
alle deze munten tot zijne regering kunnen bebooren,) benevens het opschrift :
MODET27 * 7ÎDDWP'
alles binnen een geborduurden rand, zaamgesteld uit twaalf scbildjes , waarop
bladsieraden (?) voorkomen.
Op de kz. çen Karolingisch kruis in het midden van twee reijen omschrif-
ten, weder gevat tusschen twee parélcirkels.
Binnenste rand:
¿fr