
Deze Deniers (men noemt ze in Zuid-Nederland en Frankrijk wel eens,doch
min juist, maiUes), zijn de zoogenaamde deniers Bastimene, waarover m de
eerste afdeeling der boven vermelde Doeumens van den Heer Verächter eene
kleine verhandeliftg voorkomt (bladz. 5 -1 6 ). De schrijver wil dezelve
keren Bastin, Bastyn of Bastinus, bijgenaamd de Groote, die Graaf van Leuven
zal geweest zijn, toegeschreven hebben. Lelewel daarentegen brengt deze
muntjes tot Wasttne, zijnde een stadje, gelegen in-het tegenwoordige Zrnd-
Braband; doch hoogst waarschijnlijk vergiste zieh hienn de groote man.
De waarheid zal zijn, gelijk ook later vrij algemeen aangenomen is geworden,
dat Bast of Bari het begin is van een, ons tot dus verre in zijn geheel nog on-
bekenden, muntmeestersnaam, hoedanige namen men weet dat gedurende eemge
eeuwen op de mimten, die op der Vorsten bevel, onder verantwoordelijkheid van
dien Muntmeester, werden geslagen, geplaatst werden. Zoo vmdt men vroeger
op de muhten te Triectum (Utrecht) en Dorestadus (Wijk bij Duurstede) geslagen
, de der muntmeesters Grimoaldus, Madelinus, Boso, enz., enz. Zij
waren vermögende Heden, en de Heer Verächter toont ook aan, dat de Bastijns
te Leuven tot een zeer aanzienlijk geslacht behoorden.
Onder N“. 8 en 9 deelen wij, naar de ons uit Leuven toegezondene oorspron-
kelijke stukken, een tweetal hoogst belangrijke Deniers of zilveren Pennmgen, te
Brussel geslagen, mede; met genoegzame waarschijnlijkheid kunnen wij zeggen
dat deze munten tot de oudste bekende van Braband behooren, als klimmende
zij door vorm en opschrift tot de eerste helft der 11“ eeuw. Wij beeiden twee
voorzijden af, die beide- dezelfde keerzijde hebben.
De vz. van N°. 9 bevat een Karlovingisch kruis, tusschen welks beenen beur-
telings twee bolletjes, en, gelijk de Heer Piot (die ze in de Berne Belge, T. V
PI. II uitgaf, lang nadat onze plaat afgedrukt was,) het noemt, drie op elkander
geplaatste schildjes; alles in een parelcirkel; (op N°. 8 ontbreken drie der
sieraden tusschen de beenen) Omschrift:
* OWGEBVSMSPDI-
Hetgeen zal moeten beteekenen Otgerus M (onetarius) S (aneti) P (etri).
Op de kz. Staat het woord BRVOCSEIiliTi in den vorm van een kruis en in
de vier hoeken van dat kruis: S G E P ; hetgeen men verklaart door
S (ancta) Ge (dula) P (atrona). Zoude het ook kunnen zijn Äancta Gudula
Pcclesiae Patrona? dan voorkomt men de zwarigheid der 2 initiaalletters van
een woord? Het woord BRVOCSELLA schijnt zaamgesteld te zijn uit bruoc,
broek, (eene läge streek lands bij het eiland van St. Gery, het oudste gedeelte
van Brussel) en. Sele of Sale, dat woning beteekent; of is Bruoc hier brug?
De Heer Piot meldt in de Revue T. V, page 84, dat deze spelling van het
woord Brussel zeer goed overeenkomt met die in Charters van 966 en 976.
Wat den persoon, door wien deze munt geslagen is geworden, betreft, mee-
nen wij met Piot dezelve te moeten toeschrijven aan een der Hertogen van
Neder-Lotharingen, die, hoewel zieh, op het herhaald aanstoken der Franschen
losgemaakt hebbende van den leenband, die hem aan den Duitschen Keizer
verbond, echter zijnen naam niet op de munt durfde te plaatsen, om zieh niet
in openlijken opstand tegen zijnen wettigen Heer te vertoonen. Zie Revue, page
85 en 86.
Deze munt komt reeds voor op PL XIV, N°. 193 van het Tweede Deel van
grote’s Blätter fü r Münzkunde, onder de onzekere uit de verzameling van den
Heer Thomsen.
Z.B. Wegen ieder 1 wigtje.
Door vergelijking met het stadszegel van de kleine stad Halen, is Piot op
het denkbeeid gekomen (zie Revue T. TV, page 20) dat de muntjes, door ons
onder N°. 10, l l en 12 medegedeeld, aan deze stad moeten toegekend worden;
N°. l0 draagt geen muntmeestersnaam, doch alleen op de vz. den dub-
belen arend en op de kz. tusschen de beenen van een dusgenaamd Brabandsch
kruis, twee ringen of cirkels en even zoo vele onzekere sieraden; N°. 11 heeft
tusschen de beenen van het kruis den waarschijnlijken aanvang van den muntmeestersnaam
:
GOWI of GOBI
even als N°. 12 op dezelfde plaats die van: WINS.