
Het is daarom dat wij gebruik maakten van de hnlp der Beeldenaars; de daann
onder vele mnnten van vreemde volken vermengd gevondene Nederlandsche munten
scheidende, en ieder op zijne plaats van Hertogdom, Graafschap, Heer of
Stad brengende. Onze voorraad van afbeeldingen was.inmiddels ook door de
biidragen, die wij ontvingen van hen, die de oorspronkelijke munten met kon-
den overzenden, zoodanig aangegroeíd, dat wij het noodzakehjk oordeelden de-
zelve in verschalende afdeelingen te rangschikken. ■
Wij besloten verder om ’, ten einde, geen geheel onvolmaakten arbeid te le-
veren, de eigenlijk Belgische provincien, als Henegouwen, Namen, enz. waar-
voor wij reeds veel verzameld hadden, te laten varen , aangezien men m Bel,
gië zelf zieh in de laatste jaren op de studie der nationale middeleenwsche munten
met bijzonderen ijver toelegt, gelijk blijkt uit het werk van P. den Duyts,
Monnaies des Comtes de Flandre etc., — de F Université de Gand; rnt de Document
pour servir àFSistoire monétaire des Pays-Bas van P. Verächter ; Antwerpen
1840—1842 ; en eindelijk, niet het minst, uit de Berne de la Numismatique Belge
ùitgegeverodoor het Genootschap van Belgische Munt- en Penningkundigen.;
een Genootschap, hoedanig een het, ook voor de volmaking van het tegenwoordige
werk, te wenschen wäre geweest, dat mede in Nederland, als tot een middel-
punt der gemeenschappelijke numismatische werkzaamheden , wäre daargesteld.
Wij waren dan roo verre gevorderd met het een en ander, toen wij van onze
verspreide aanteekeningen, voor iedere Provincie afzoñderlijk, een zéker ge ee
begonnen zaam te steUen ; onze' arbeid werd aldus gesplitst in de navo gen e
afdeelingen :
Prankisch- en Duitsch-Nederlandsche Vorsten.
Braband en Limburg.
Heeren en Steden in Braband en Limburg.
Gelderland.
Geldersche Heeren en Steden.
Holland.
Utrecht.
servir'a F Histoire Monétaire des Pays-Bas. Den duvts, Momaies des Comtes de, Pla/Sr
dre et Bv.cs de Brabant dans le Cabinet de l’Université de Gand, enz. enz.
Vriesland, Groningen, Drenthe.
Overijssel.
Tot een eerste punt van behandeling kozen wij, door welke, vooringenomen-
heid gedreven wéten wij niet, het aloude Hertogdom Gelderland, van deszelfs
wording als Graafschap op het einde der 11' of het begin der 12’ eeuw, tot en
met .de munten van zijnen laatstgn Hertog, Koning Pilips I I , terwijl wij daar-
na achtereenvolgens al de overige provinoién gingen behandelen. Wij meenden
ons verder in het algemeen niet te moeten bepalen tot eene bloote aanwijzing
van hetgeen iedere munt; zo° in.-figuren als opschriften aanbood, — tot het
naauwkeurig wegen van ieder derzelve (hetgeen dikwerf van groot belang bleek
te zijn tot het herkennen van onderdeelen van dezelfde muntsoort) -— tot het
béschouwen van hunne betrekkelijke vyaarde; maar wij meenden ook alle Charters
en documenten te, moeten opsporen, welke ons eenige opheldering zouden
kunnen Verschaffen. Onze oogst was echter, tot ons' grievend leedwezen, veelal
ten uitörste gering^.zoodafcywij.,.'na dagen onderzoeks, in Charterboeken weinig
of niets vonden; doch die nasporingen hadden toch eenig nut. — Vroeger waren
wij bij de uitgaVe van Munfcharters, voorkomende in de Gedenhwaardigheden uit
de .Géschiédeñk• mn Gelderland des Heeren i . a . n t h o f f , geraadpleegd en toen
hadden-wij ons verdieptein een aantal gissingen; thans werden ons, nadat wij
de munten zelven, die waarschijnlijk in de gemelde charters bedoeld zijn , zoo
veel ons slechts cenigzins mogelijk was, opgespoord, behandeld en geteekend,
derzelver vermoedelijken tijd van stempehng bepaald en ze met andere munten van
dien tijd vergeleken hadden, de vroeger oñdoordringbare duisterheden veel meer
beider, en bleek het ons dus ten allerduidelijkste, dat, om over het Nederland-
sehe Munlwezen der Middeleenwen lieht te verspreiden , men beginnen moet met:
van alle kanten de kleinere en grootere muntjes dier tijden .te verzamelen, te bestuderen
, te rangschikken, te beschrijven ; en daama met de helaas zoo weinig
talrijke.-uit die eeuwen overgeblevene Muntcharters te vergelijken; dan, doch
ook dan eerst, reikt het eene deel der studie aan het andere de hand.
Men vergunne ons deze Inleiding met een tweetal algemeene opmerkingen
omtrent de Nederlandsche Munten uit het tijdvak der vraag te besluiten.
2 *