
Van Mieris voorlcomende, om aan te toonen welke ongeveer de waarde dezer
Antwerpsche Schilden is geweest. Deze regels luiden als volgt:
„Zal hebben (Mprgaretha, Moeder van Hertog ' Willem van Beyeren) 200
„ kleyne guldens van Florentien , gave van goude en gewigte jof 4 gul-
„ dens schilde goed en gave van goude en gewigte als in Vlaenderen én Brabant
u gaet, en gaen zal voor 5 kleyne guld. voorsz.//
Aangezien nu 5 guldens van Florentie ongeveer 28 guldens waardig waren ,
en deze met 4 Antwerpsche schilden gelijk stonden, zoo zal de waarde vain de
laatstgenoemde munt op ongeveer zeven guldens körnen.
Uit het boven aangehaalde door Keizer Lodewijk van Beijeren, Gemaal van
Margaretha, zoo even vermeld, ■ aan Hertog Jan III verleende verlof tot het
slaan van gouden munt, hebben wij gezien dat de Antwerpsche schilden of scuta
aurea vervaardigd waren door zekeren Falco of Faucon of Valk de Pistorio;
wanneer dit laatste woord Pistoja gespeld ware, zouden wij denken aan eenen
Italiaanschen Kunstenaar uit de stad Pistoja gèboortig.
De muntsoort der schilden was, toen ze in Braband in zwang raakte, reeds
onder Filips van Valois (1327—1350) -in Frankrijk en onder Lodewijk van
Creey (1322—1346) in Vlaanderen in gebruik. In Holland komt zij eerst
voor onder Willem V (1345—1359.) In Gelderland onder Reinoud III
(1343—1361).
Vz. de Hertog met de Hertogèlijke kroon gedekt, gezeten in eenen versiert
den Gothischen zëtel, vlak van voren te zien, houdt in de regterhand een ont-
bloot zwaard, terwijl zijne linker rust op het zaamgestelde wapenschild van
Braband-Limburg, injnde de vier leewwen, waarvan boven melding is gemaaht.
*ï< MOK7ÎI (voor monéta) lOljlS * (voor johannis) DSI * GR2Ï *
BRTÏBTSKGI© IDVG (verkorting van duds)
Munt van Johannes, door Gods genade, Hertog van Braband.
Kz. de gewone type der gouden schilden, écus of chaises, (gelijk men ze ook
noemtom den zetel, waarin de Vorst gezeten is; later noemde men ze clinc-
haerts of hlinkeris, van wege hun geluid ;) — is een fcaai gebloemd kruis in
een versiersel van vier bogen, in welker inspringende hoeken zieh weder ver-
sierselen , als uit drie blaadjes bestaande, vertoonen.
If! XPG % VIHGIW s RPG r REGH2ÜB S RPG SIMPGR3SW.
Dit opschrift, uit den tijd van den Heiligen Lodewijk, is onder de regering van
onzen Hertog in vele landen op de munten geplaatst geworden.
G. weegt 4,6 w.
Wat de zilveren munten, onder Jan III geslagen, betreft, Heylen maakt melding
van zilvere dobbel-Moutoenen, welker waarde gelijk zoude geweest zijn
aan die van de Albertus-Hollandsche guldens, d. i. aan den goudgulden onder
Hertog Aalbrecht van Beijeren in Holland geslagen.
Doch zulke zilveren munten, dat is stukken van zoo groote waarde, hebben
nergens in Europa in de middeleeuwen bestaan; zelfs de grootste zilveren
munt, welke daama geslagen is, en wel te Genua, heeft naauwelijks de waar
de van vier gulden.
Het schijnt echter, dat er, doör welken Vorst dan ook, moutoenen van zeer
bleelc goud , en dus van een zeer siecht geholte, geslagen zijn geworden , die dan
ook natuurlijk door de kooplieden (die op den duwr toch de waarde der munt
bepalen) op veel minder prijs gesteld werden, dan de moutoenen van zuiver
of bijna fijn goud. — Van daar de vergissing van den goeden Heylen.
Dit is ook het geval geweest, naar men ons van eene geloofwaardige zijde
verzekerd heeft, met den zoogenaamden zilveren mmtoen, die voorkomt op den
Catalogus van de Muntverzameling des Graven van Renesse Breidbach, geti-
teld: Mes Loisirs, T. III, onder N“. 22774-
Heylen vermeldt, bladz. 20 , deze zoogenaamde zilv e re n moutoenen eerst uit
Registers van de jaren 1380 eil 1392. Het zijn dus waarschijnlijk stukken ,
niet uit den tijd van Jan III, die reeds in 1355 overfeed, maar uit de troe-
bele dagen der regering van Wenceslaus en Johanna. Vergelijk hetgeen Heylen
zelf daaromtrent op bladz. 21 te kennen geeft.
De anders zoo verdienstelijke »an heeft zieh ten opzigte van zijne dobbele en
enhele zilveren moutoenen, ook in hetgeen hij (bladz. 20) nopens derzelvet groot-
10