
zuivere waarheid. Wie immer eenig plaatwerk heeft uitgegeven, weet, dat wan*
neer eenmaal het voor iedere plaat bestemde in zijne rangschikking gegraveerd
is, het oneindig veel moeite, tijdverlies en zeer groote onkosten veroorzaakt,
om het een en ander weder te veränderen. Nu kwam ons op dit N”. 5 zeer
zonderling voor, dat terwijl er !OVi> ’* BR op de vz. gelezen werd, men eene
lelie als muntteeken in het hart des kruises vond. Deze lelie toch wijst op
Viaanderen, althans op de mwitstad Rijssel, indien wij ons niet zeer bedriegen.
Wij vonden de zaak zoo zonderling, dat wij meenden den raad van Professor
Serrare te Gend, zoo ervaren in de Numismatiek, te moeten inroepen. Wij
deden zulks, onder toezending van eenige bijdragen van Namensohe mimten, niet
voorkomende in zijne lijst, zie Bevue Beige, T. I (1842), p. 297—310 (iets, waartoe
ZHG. alle liefhebbers dringend had uitgenoodigd), doch te vergeefs. Wij her-
haalden, gernimen tijd daarna, onze aanvragen, doch andermaal te vergeefs. Daar-
op raadpleegden wij onzen ervaren vriend, den Heer J. F. G. Meijer te ’sGra-
venhage, die ons meldde voor eenige jaren eene dusdanige munt aan Profr.
Serrare te hebben overgedaan, die daarmede bijzonder ingenomen was, en de
vz. voor die van Braband, de kz. voor die van Viaanderen hield. •a— De Heer
Meijer ried ons ten sterkste de munt in ons werk op te nemen. Nu vonden
wij bij Alkemade, PL XL, 1, N\ 4, een halven Filips-gulden, dien wij- voor
de helft van den onzen meenden te mögen houden, om de spreuk sit nomen enz.
en den Brabandschen leeuw op de kz.
Op de vz. ziet men den Heiligen, die echter, wij moeten het bekennen, in
den vorm van het hoofd meer heeft van St." Filippus op de Vlaamsche dan op
de Brabandsche munten. Ömschrift:
SR'O * 2SVR * 2S * GfjIQ . 2SVTRIS: * DVR * BR.
Dit 50V is weder eene lompe fout voor DVG; verder moest er geen afschei-
dingsteeken gevonden worden tusschen a en chid voor archid. De laatste letter
is eenigzins versprohgen en zonde misschien als F kunnen gelezen worden, doch
wijkt dan in vorm zeer af van den vorm dier letter op‘ de Vlaamsche munten.
Zonderling zoude het alsdan zijn te moeten lezen:
DVR B F
daar toch immer GO P (Comes Flandriae) op de Vlaamsche munten voorkomt.
Op de kz. ziet men, ook in den fand, eene lelie als muntteeken, terwijl het
ömschrift luidt:
SOT * HOmSH * OOSDIH1 * BSHS * oiGmv'
welke spreuk ook op de munten uit den laatsten tijd van Pilips den Schoonen voor-
komt. Zonderling is weder de afbreking in Het midden van het woord benedictum.
Door ons aangekocht uit de vond in de kerk te Gieten (Maart 1849). :
G. weegt 3,3 w.
De N°. 6, welke wij als de halve der vorige beschouwen, en die door een
abuis van onzen lithograaph ook geschaduwd, in plaats van in omtrek, is afge-
beeld, is, gelijk wij reeds boven zeiden, aan Alkemade’s werk ontleend.
Ömschrift der vz.: -
ffiOD • 2SVR • KRGlj 1 KVSIBR J BVRG • B.
Op de kz. bestaat het verschil aUeen, dat thans (indien Alkemade juist ge-
zien heeft, die zieh echter wel eens vergiste, doch hoe is hier, zouden wij bij-
kans zeggen, eene vergissing mogelijk ?) een leeuwtje in plaats van eene lelie in
het hart des kruises gevonden wordt.! J
Afgebeeld gelijk vroeger is opgegeven.
N". 7. Een Maaslrichtsche Mlips-gulden, heeft op de vz. de af beelding als
vroeger. Ömschrift:
J * 8 1 PfjE' JIWERGEDE (sic) * ] * PRO * HOBIS *
waar achter de ster, het muntteeken van Maastrichts
Kz. Die zelfde ster in het hart des kruises. In den rand eene kroon , en
verder het ömschrift:
fRO * TSVRSTS * PTiGWT! * ftlRTSIÖGlt' * Iß * VROI^O * 1512.
Afgebeeld in de Bevue Beige, PI. IX, N". 27. . -
G. weegt als de vorige.
* N". 8. Een äubbele stuiver of stuk van tviee patards.
Vz. Het wapenschild als op dergelijke munten van Pilips den Schoonen, al-
leen met dit kleine onderscheid, dat wapenschild en kroon zieh niet uitstrekken
tot aan den rand der munt, maar besloten zijn binnen eenen parelrand, om
welken het navolgende opschrift:
SÜ'O * 2SRG' * KRGllIDVGV' * TSVSIFRIS * DVGV * B'G' * B' *