
Ook werkte hij sedert den 10 November 1393 tot aan Pasohen van het vol-
gende jaar, en men vond in de bus van essai 631 dubbele grooten, de halve en
vierdedeelen als boven ; makende in het geheel 2,630 marken zilver.
Van den 12 Augustus 1393 tot aan Paschen van het volgende jaar vond men
in de bus van essai stukken van één denier, zoo als boven, makende in het geheel
385 marken zilver.
Deze munten waren kwart grooten, hoewel de commissie inhield dat hij halve
grooten van twee deniers moest vervaardigen (1).
Het schijnt, volgens Piot, dien wij hier op den voet volgden , dat deze alle
de. munten waren, welke op last van Johanna tot in 1394 vervaardigd werden.
Van dit tijdstip tot in 1396 heeft men geen document hoegenaamd gevonden,
dat de minste opheldering ten opzigte der Munt kan verschaffon. Butkens zegt
dat de Hertogin, op raad van eenige raadslieden, in 1396 munt liet slaan .te
Maastricht, te Oyen en te Vilvoorden, en dat de steden Leuven en Brussel ,er
zieh tegen verzetteden, terwijl zij de blijde inkomten inriepen (2). ..
Eindelijk stond de Hertogin den 1 October 1396 haar regt om geld te munten
af aan de steden Leuven, Brussel en Thienen; echter sleçhts voor een tijd-
vak van tien jaren. Deze steden zouden het regt hebben om geld uit naam der
Hertogin te laten slaan, aan hetzelve eene bepaaldé waarde te geven, en er het
voordeel van te trekken, alles voor eene som van twee duizend gouden torens
ééns geld, benevens eene jaarlijksche betaling van twee duizend torens (3). Men
ziet hieruit, welk een aanzienlijk voordeel de geldmunting jaarlijks in die dagen
moet opgebragt hebben. Braband toch, waar alleen , benevens in Limburg, het
door de steden Leuven, Brussel en Thienen te munten, geld eenen gedwongen
(1) Zie de Commissie van 15 Augustus 1393 en het HS. van de Bourgondische BiBlid-
theek. Men kent deze nrnnt niet.
($) BtiTKEHS, Trochees de Brabant, T. I. p. 517.
(3) HS. van de Bourgondische Bibliotheek. «Item anno 1596 den eersten October
> soo gaff vxonw .Johanna van Brabant heure munte van Brabant oyer den dryen steden des
»lants voor eenen tijt van thien jaeren om te muntehi jt gelt.te setten ende in alien ma-
. nieren alle rechten ende proffyten te genieten ende te gebruikken, als de voorsc. hertoginne
. sonde mögen doen, ende dat mits' gevende eens tweeduysent guide thorens ende yöort elck
«jaer twee ander duysent, etc.»
koers kon hebben, zal in de veertiende eeuw naauwelijks een half milkoen zielen
geteld hebben, en hoe weinige ■ geldstuften zijn,er betrekkelijk voor zulk eene
geringe bevolking noodig, en daarvoor, behalye, de kosten der munthuizen, zoo
als salaria van den Muntmeester, de kosten der stempele, aankoop van;muntt
materiaal, enz. te betalen twee en twintig duizend groote gouden munten, gelijk
wij zoo straks zien zullen dat de gouden torens waren (thans aan innerlijke waarde
zeker ieder ongeveer / 7 à / 8 houdende) !
Misschien getroostten gemelde drie steden. en de overige deelen van Braband
zieh ook eenige opoffering, om zieh 'J—r. ten geyalle van den koophandel, die immer
naar goede en deugdzame geldspeciën vraagt, en aan de siechte spoedig eenp mindere
waarde toekent, — van de.vervaardiging van zoodanige gouden en zilveren
stuften te verzekeren.
De Heer Piot vermeldt , dat in de betaling van gemelde torens aan de Hertogin,
te doen tegen Paschen 1397, de stad Leuven met hare meijerij, de stad
Brussel met hare ammanie, de stad en meijerij van Thienen, de stad Nyvel met
het Walsche gedeelte vah Braband en het land van Rijen, ieder op zes honderd
gouden torens. geschah werden. . . .. .
Wat de munten betreft, die gedurende dit tijdvak geslagen werden, heeft
men, niettegenstaande alle nasporingen, geen document, daartoe betrekkelijk,
kunnen vinden. Misschien behoören de gouden JRijder y an Johanna, en de, zilveren
en biljoenen munten zonder aanwijzing van plaats, waar zij geslagen zijn, ■
tot dit tijdvak;.
Na dit algemeen overzigt, dat wij, gelijk wij reeds te kennen gaven, groo-
tendeels aan den Heer Piot verschuldigd zijn, gaan wij thans over om de verschallende
door ons afgebeelde munten te beschrijven.
Tusschen 1384 en 1389 zijn geslagen de navolgende Gemeenschapsmunten
van Johanna en Pilips den Stouten:
N". 1 de gouden munt van 23§ karaat,; vermeid op bladz. 101. Zij heeft
op de vz. de twee wapenschilden van Braband-Limburg-Luxemburg-Boheme en
van Bourgöhdie ^voor Vlaanideren) in een fraai Gcthis.ch versiersel,
»5« DVGIS' S BR2ÎB2Î'’ PljS » DVX » BORG S Z S GOM S PliTSDD'
Op de kz. ziet men een kruis,.geheel,uit bloemen bestaande, gedekt door het