
JA N I .
- (1261—1294).
Van dezen Ilertog, ’ die omstreeks het jaar 1274 Eindhoven stichtte, en in
1283 aan Graaf Eloris V afstand deed van zijn leenheerschap over Dordrecht, komt
het eerste Charter voor, dat tot de Brabandsche Munt betrekking heeft. Van al
zijne voorgangera heeft de tand des tijds niets gespaard, wat met de regeling van
Muntzaken in verband Staat, en nog betreft het in het Plakaatboek van Braband,
I* deel bl. 247 , medegedeelde alleen het getal zijner Munters, die in
de aloude Hoofdstad van Braband, Leuven, alsmede te Brussel, werkzaam zou-
den zijn. Dit Charter dagteekent eerst van Hooimaand 1291, dus uit de aller-
laatste jaren zijner, òverigens langdurige regering (1).
In 1261 toch erfde hij reeds, volgens overeenkomst met zijnen broeder Hendrik
, na den dood van Hendrik I I I , de regten op den Hertogelijken hoed.
Eerst in 1267 keurden echter de Staten van Braband den afstand goed en kon
Jan zijnen plegtigen intogt binnen zijne Hoofdstad Leuven doen.
Zijne niunten dagteekenen dus misschien eerst van na gemeld jaar 1267,
ten zij men ml aannemen dat de Denier; door ons on der N°. 1 medegedeeld,
(1) In dit Charter komt voor, dat er 40 Munters te Leuven zouden zijn en 40 te Brussel,
te zamen dus 80. De Hoogleeraar swrbure vergist zieh daarpmtrent in zijne opgave p. 113
van het Cabinet du Prince de Liane. Ook gaf Jan I geene Ordonnances et règlements sur la
Monnaie et les Monnoyeurs, 'maar wel alleen omirent de laatste;. over de munt zelve geen
woord. Wanneer mën nagaat, dat niet alleen de kosten van 80 Munters over de munt-
stukken door hen vervaardigd, maar ook de sleischat des Torsten, moestpn omgeslagen worden
, dan kan men hegrijpen, hoe veel minder de innerlijke dan de courante waardè zal
geweest zijn. De Munt voor een geheel Eijk vordert thans, bij meerdere volkomenheid der
werktuigen en aanwending van de stoomkracht, veel minder werklieden,- dan vroeger die
van een enkel Hertogdom, als Braband was.
VmmüZ.
zonder naam van Muntplaats, in gemeld tijdvak door hem, geshtgen zij; misschien
is o o k de Denier met 2SIOTW (Blaat XXXII, N?;. 2) alstoen op zijnen
last binnen Antwerpen, waar hij de regten van Markgraaf des; dusgenaamden
Heiligen Roomsohen Bijks uitoefende, vervaardigd geworden. '
Aan Jan I schrijven wij ook :toe de ;ons later door de Hgeren De Coster
en Michiels medegedeelde munten, op Pl.. XXXII onder N°. 1 en 3 afgebeeld.
N°. 1 vz. een leeuw, kz. een eenvoudig kruis,. tusschen welks beenen de
letter I i , verkeerd geplaatst en door eene O gevolgd ; verder V en 7 t , ge-
zamenlijk het eerste gedeelte van het woord IjOVTÏIHVSÏÎ.
Z. weegt 5,6 korrels.
N°. 3 is, even als de N°. 2, een Denier, die op de vz. het Hertogelijke drie-
hoekige wapenschild ", door het woord DVtt omgeven , vertöont, èn op de kz.
een kruis, tusschen welks beenen de letters:
BR Vît
Z. weegt‘als Voren.
Kabinet Michiels' van Verduÿneh te Maastricht.
De munten van dèzéri Hertög zijn verder véle en veelsoortig. ; Ook had hij ,
volgens het bovengeinelde privilégié, in 1291, onder 5 Meestera, 40 Munters te
Brussel en even zoo vele te Leuven aan het werk. In Limburg, dat hem na
den slag van Woeringen (5 Junij 1288) ten deel viel, Het hij te Maastricht
en Daalhem, en misschien nog op andere plaatsen, munten.
Omirent Antwerpen handelden wij vroeger. Zie hier boven.
Zijne munten met den titel van Hertog van Braband en Limburg, kunnen
alleen tusschen .1288 ên 1294 geslagen zijn, gelijk méde de muntern met de op-
schriften W2ÎWB en D25LE in gemeld tijdvak vervaardigd moeten wezen; im-
mers indien het eèrste woord betrekking heeft tot Valkenbwrg,. iets dat steeds
onzeker en ook onwaarschijnlijk is.
Ook te Maastricht heeft, gelijk wij zëiden, Jan I laten munten.
Serrure vermeid! in zijne Notice du Cabinet, du Prince de IÀgne, dat Jan I ,
in 1283, èene overeenkomst nopens de gemeensehappelijk te Maastricht te ,ver-
väardigen munt sloot met Jan van Viaanderen, Bisschop van Luik. Van deze
gemeenschaps-munten zijn er ons echter geene voorgekomen.
7