
20 November 1430. Klips benoemt Jan Puls [verkeerdelijk staat er Keter van
Netenen] tot-zijnen Waradijn; aldaar, T. I, p. 66 68.
25 Februarij 1431: Tescaert Dubiez tot Muntgraveur aangesteld; aldaar,
page 68, 69.
10 Julij 1460. Klips stelt Cl&is Steemer tot zijnen Controleur over de
munten van Braband en Mecbelen aan; aldaar p. 72,73.
23 Mei 1466. Commisssie voor Clyment van Merende en zijn’ zoon
Victor van Merende, Muntmeesters van Braband; aldaar,
page 73, 74.
Men ziet dat deze Charters grootendeels van weinig belang zijn voor de kenrm
der munten. In 1466 werd het Munthuis te Leuven, dat toen sedert eenigen
tijd in verval sehijnt geweest te zijn, hersteld. In de püdste tijden, d. i. in de
twaalfde en dertiende eeuwen, zal men op de Hertogelijke Burg aldaar gemunt
hebben, en van dien tijd af tot kort na 1431 daarmede bijna niet hebben opgehou-
den; maar van 1431 tot aan 1438 sehijnt men meestte Brussel te hebben gewerkt..
Uit den aanhef van de Conunissie der Muntmeesters. Clemens en Victor van
Merende,.zoo even vermeld, zoude men kunnen opmaken dat, om welke rede-
nen dan ook, er in het tijdvak tussehen 1438 en 1466 in Braband bijna niet
gemunt geworden zij. ' ■ :
Volgens de door öns onder Bijlage Lernen , letter B medegedeelde rekening,
blijkt, dat de Muntmeesters reeds op den 7 Julij 1467 zieh , door het overlijden
van Klips ontslagen rekenden van de voor een. tijdvak van vijf jaren aangegane
overeenkomst.
Wij gaan over tot de afzonderlijke beschrijving der door ons afgebeelde munten i
N°. 1. De gouden rijder of Philippus.
Heylen, die Onze bron voor deze muntsoort is,zegt daaromtrent op bl, 42.
en 43 van zijn werk:
»Deeze geslagen in Vlaenderen,.Henegpuw en Hollandten jaere 1434, hielen
»in alloy ,23 karaten, 3 quaert ende een sesthiende deel van een karat, ende
« woogen 2 engels * 10 asen ruym. . . , ,
» Op deezen voet zyn zy geordineerd geweest (zoo ik vinde in een oud hand-
»schrift- des jaers 1510) , welk begint in deezer voegen; »evaluatie van dem
»» gelde gemunt im Junio. an? XHII° en XXXIHI den güldenen pennmg gehee
»» ten Philippus Ryder van XXIII karaten i n 4« en een XVI deel van eenen
»»karat fyn gouds, ende van LXVII S. in ’t marck,»» Van de zelve waegt
»een ander oud schrift aldus: »»Die selVer Hertoge Philips van Bourgondien,
»»van Brab. &c. in den vierden jaere van synen Hertogdom van Brab., als in
»»den jaere duysent CCCCXXXIIII, dede munten gouden Philippus Ryders
'»»&c.»» ■ »Wat de plaets hunner slag aengaet, eene ordinantie gemaekt in
»Mey 1434 in de stad Loven geeft deeze te kennen als zy zpgt: »»in den eer-
»»sten die nuwe güldenen pennmg, die onse gen. Heere die Hertoge nu in
»» Vlaenderen, in Henegww en in Holland doet munten, geheeten Phihppus
»»oft. Ryder &c.»«
» Van de Brabantsehe is hier geen gewag.» Doch zie onze Bijlagen, waarin
wij vinden, dat ze te Brussel geslagen zijn.
Wij zien hieruit, dat er 67 stuks uit een mark gouds gemaakt werden; later
werden er uit het mark 68f , nog later 69 stuks vervaardigd. Doch brengen
wij ook hier de woorden van Heylen zelven bij:
»Van deeze penningen zyn naderhand npg andere gemunt, een weynig ver-
» schillig in alloy en gewigt: immers ten jaere 1453 was den Ryder, onder den
»zelven Philips gemunt, op 68f in de snede, en laeter, ten jaere 1458, op 69
»in de snede, en ten jaere 1499 wierd hy geschat tegen 70 in, t marck. Wat
»den alloy aengaet deezer verscheyde slag, hier over mag gezien worden, enz.
venz. — In latere evaluatien vind men tussehen de goude Ryders geen on-
»derscheyd gemaekt.»
Ghesquiere, die in zijn werk eenen Holländischen Phihppus-Rijder afbeeldt,
deelt daaromtrent het een en ander mede op bl. 143 en 144.
Op de vz. van onze munt ziet men den Hertog, geheel gewapend en met geslo-
ten vizier, te paard, naar de regterzijde: rijdende. In de regterhand houdt hij
- een ontbloot zwaard. Het kleed: van zijn paard draagt op twee verschillende
plaatsen het teeken der gülden vües-orde. Onder het paard staat:
* BB2SB'*
In de rondte:
PI^S * DSI * GUTS ;.DVtt * BVRGIBR2S—B' J Z * MSBBVRG.