
Afgebeeld in de Revue Beige, T. I PL XI' NY 19.
De NY 29, 30, 81, 32 en 33 eindeiijk bevatten bijna alle de zelfde type,
namelijk een ruiter te paard, waarschijnlijk de afbeelding des Hertogen,
(volgens het opschrift op N°. 29) met een uitgetogen zwaard in de regterhand,
naar de regterzijde van bet veld der Munt rijdende. Tusschen den kop en de
voorpooten van bet paard vindt men op N\ 29 en 30, naar bet schijnt, ver-
schillende Muntteekens. Op de kz. ziet men alleen een Brabandsch kruis, tus-
scben welks beenen vier ronden als sieraden en eenige bolletjes zijn aangebragt.
Verder zijn ze geheel Monnaies Muettes. De N\ 31 beeft den Hertog op de
vz. en om dezen de letters BTtSWIN. De kz. is zoo goed als gebjk aan die der
vorige Munten. N”, 32 beeft op de vz. onder de afbeelding des ruiters het
woord DV4>.
N\ 29 Z. wegende 6 w. 1 k., is afgebeeld bij den duyts, PI. 2 N°. 23.
N°. 30 Z. wegende als de vorige, is afgebeeld bij den duyts, PI. 2 N*. 24.
N\ 31 Z. wegende als de vorige, is afgebeeld bij lelewel, PI.-XX N”. 34,
N°. 32 Z. wegende als de vorige, is afgebeeld bij lelewel, PL XX N-. 33,
DEN DUTTS , PI. 2 N°. 22.
N”, 33 verschilt bijkans alleen in den afwijkenden vorm van bet kruis op de
keerzijde.
Men meent dat alle deze Munten te Leuven geslagen zouden zijn.
Nadat PI. II afgedrukt was, zijn ons nog door den Heer De Coster twee munt-
jes, een geheele en een halve denier, medegedeeld, door ons op PI. XXXII
onder N", 28 en 29 gegeven. Op de vz. van N“. 28 vertoont zicb een groote
bol boven bet boofd des paards; eene 4t onder betzelve en eene dito Letter
voör deszelfs borst. Het kruis is sierlijk gecantonneerd, doch beeft geene op-
scbriften.
N°. 29 als de helft des vorigen te beschouwen, heeft geene letter op de
voorzijde.
Z. wegen als de vorige.
Er bestaat een groote of zware denier, die ons, altbans, wat de kz. be-
treft, zeer raadselachtig voorkomt.. Den Duyts brengt dien tot Braband, wij
meenen, dat hij niet tot dat Hertogdom behoort.
De vz. vertoont eenen met eene muts gedekten ruiter te paard, in eenigzins
andere houding dan op de vorige muntjes, als vertoonende tbans het aange-
zigt en face, terwijl de kleeding laag afhangt. Boven en. onder het paard ziet
men bloemen als'muntteeken (?). Op de kz. vertoont zieh een naar boven
ziende yogel (een arend (?)) met uitgespreide vlerken. Boven bem schijnen de
letters:
0 o
te staan. — Van onder twee ronden of cirkels. Welke betrekking kan dit munt-
je toeb tot Braband hebben? Van eenen Leuvenschen Graaf (COMES) kan
bet niet wel zijn.
Afgebeeld bij den duyts, PI. 1 N°, 2.
DE GODFRIEDEiV.
(1095—1190).
0p PI. I li geven wij de afbeelding van zes munten, die aan de Godfriedeu,
Graven van Leuven en Hertogen van Neder-Lotharingen, of Braband, toege-
schreven worden, terwijl wij eene door den Heer Piot later ontdekte en ons
welwillend in afbeelding toegezondene munt, eerst op PI. XXXII hebben kun-
nen mededeelen. Deze munt is, vo^ens bare type, die tot het einde der
XI' of het bégin der XII’ eeuw reikt, de oudste der Godfried-munten.
Vz. Een gebouw met drie in kruisen eindigende torens, waarvan de mid