
meening dat de N°. 23 , met het opschrift TOI, tot Doornik zoude kunnen be-
hooren; — dan zouden de overige (21, 22 en 24.) mede tot deze stad moe- .
, ten gebragt worden: anderen Melden echter deze muntjes voor die van de stad
Brussel, om den vorm eener brug, op dezelve voorkomende, die dan weder
den naam B rüssel van B ru g sel, of Sale (woning) aan de I n g (over de Senne?)
afleiden. Zulks is dan ook in den laatsten tijd bevestigd geworden door de
afbeeiding op PI. I der B erne de la Numima,ügue B eig e, N°. 6 (Toine VI)
van een muntje, dat op de vz, de brug heeft met een kruisje boven dezelve en
bloemsieraden ter zijde.
Öp de kz. een zeer eenvoudig kruis en daar tusschen de lettera:
B B V K .
Zij hebben alle op hunne voorzijde eene soort van brug met vijf verdiepin-
gen; ter zijde waarvan eene bloem öf plant, en vier bolletjes of versierselen.
Onder en boven, tusschen de uiteinden van de veronderstelde brug, ziet men
op drie der vier exemplaren sieraden als halve manen.
De kz. bevat een dusgenaamd Brabandsch kruis, tusschen welks beenen eeni-
ge sieraden (kenteekenen van Muntplaats of Muntmeester?).1 NV’24 Heeft op
die plaats de lettergrepen : \
BTCWI.
van een waarscMjnlijk afgekorten Muntmeestersnaam.
De ons later door den Heer De Coster medegedeelde meer of min belangrijke
ke varieteiten, geven wij op PI. XXXI en XXXH onder N . 14—23; zij zijn
alle van zilver en wegen als de vroegere.
N°. 25, 26 en 27 hebben op hare voorzijde eenen leeuw; volgens den Heer
Piot het aloude muntteeken der te Leuven geslagene stukken : Berne B eig e,
T. IV page 26. Te Leuven is reeds vóór het jaar 1156 gemunt, zie a . mir
a s i Opera D iplom ., T. II p. 827, g h e s o tm r e , page 109, aangehaald bij Verä
c h t e r page 13. Op de kz. dragen zij een Brabandsch kruis, tusschen welks
beenen 'la ti, U ta *n « gevonden wordt; het tweede moet xnisscMen ook Ia h
gelezen worden en zal wel batinm of bastinus, den naam des Muntmeesters,
ons reeds te Antwerpen voorgekomen, en dien wij zoo dadelijk ook te Maastricht
(?) zullen ontmeeten, gelezen moeten worden. WaarscMjnlijk was hij
gedurende geruiinen tijd de Pachter van de Hertögelijke Munt, hetzij onder
Hendrik II of III , of misscMen onder beiden.
Men weet, gelijk wij reeds vroeger opmerkten, dat deze Pachters aanzien-
lijke Heeren, althans zeer vermögende heden waren. Zij kunnen wel op ver-
schillende plaatsen te gehjker tijd hebben laten werken.
N”. 21 Z. wegende als vroeger, is afgebeeld bij den duyts, Pl. 1 N“. 3.
N°. 22 Z. wegende, als vroeger, is afgebeeld bij den dutts, Pl. 1 N". 4.
N.\ 23 Z, wegende als vroeger, is afgebeeld bij den dutts, Pl. 1 N“. 5.
N”.. 24 Z. wegende als voren)' is afgebeeld bij vebachteb, Pl. I 'F . 3.
DEN DUTTS , Pl, 1 NV 6.
N". 25 Z. wegende als voren, is afgebeeld bij lelewel , Pl. XX N". 35.
vebachteb, Pl. l i Ä 7, den dutts, Pl, 2 N”. 19.
Ji°- 26 Z. wegende als voren, is afgebeeld bij den dutts, Pl. 2 NV20.
NV 27 Z. wegende als voren, is afgebeeld bij vebachteb , Pl. I. N°. 8.
den dutts, Pl. 2 N“. 21.
De ons later door den Heer De Coster medegedeelde muntjes van deze soort
hebben wij op Pl. XXXII onder N”. 24—27 afgebeeld. Het onderscheid be-
staat alleen in het verschil van letters tusschen de beenen van het kruis op de
kz. Zij zijn alle van Z. en wegen als de vorige.
N°. 28‘ is, naar men meent, een zilveren Penning of Denier van Maastricht;
de vz, toch bevat, gelijk heden ten dage vrij algemeen aangenomen i s , het
VorstClijke muntteeken dier stad, Voöt de ihvoering van het stedehjke, de
vijfpuntige ster. De kz. heeft het Brabandsche kruis, waaruit blijkt dat deze
munt geslagen is na het jaar 1204 , toen de Duitsche Keizer zijn half
regtsgebied over Maastricht aan den Hertog van Braband afstond, Tusschen
de beenen van dit Brabandsche kruis leest men B27ST, ons vroeger reeds zoo
dikwerf voorgekomen.
Z. weegt als de boven beschrevene.