2*. Eene Muntmeestersrekening, loopende van Sept. 1384 lot 16, Mei 1389 ;
afgedrukt in de Revue Belge, T. II, page 132, 133.
3'. Een antwoord van Hertogin Johanna, op de aanklagt van die van Gend,
ten opzigte der munten, Revue Belge, T. II, pag. 134 en vojgende.
4". Af kondiging der Hertogin nopens de munten. Revue, T. II, page 136 en,137.
5-, stuk van 18 April 1392, waarbij Eilips de Stoute het munten weder
aan de Hertogin Jokanna overlaat ; zie bij Gérard in zijne reeds aange-
haalde Recherches.
Verder handelen over de munten van Johanna:
6V Een stuk van 25 Junij 1392. Commissie omirent Het slaan van munt;
Revue Belge, T. I I , page 137—142.
7*. Stuk van 1392—1393. Muntmeestersrekening, aldaar page 142—146.
. 8». Stuk van 15 Juljj 1393. Commissie omirent het slaan van goud- en zilvergeld;
zie bij Willeïns, Mengelingen van Vaderlandschen Inhoud (Ant-
werpen 1827—1830) blz. 339—354.
■ Zien wij thans, welke munten er door Johanna, .hetzij in gemeenschap met
Eilips den Stoute, hetzij alleen, gealagen zijn. Doen wij dit eerst in een al-
gemeen overzigt, naar aanleiding van het in Januarij 1845 uitgegeven 2' num-
mer van Deel II der Reme de la Numismatique Belge, page 116 en volg.
Bij overeenkomst van 16 Julij 1384 besloten de Hertogin van Braband en
de Graaf van Vlaanderen, om te laten slaan met gemeenschappelijke omschriften :
1°. Zilveren penningen, genaamd dubbele grooten, die voor twee grooten het
stuk zouden gaan, op een gehalte van zes penningen Koningszilver (d. i.
van half fijn zilver of T§§§) ten gewigte van vier sols twee deniers Trooisch
gëwigt, die maakten twee en een half mark voor een mark zilver, waar-
dig zijnde vier sols en vier deniers van de dubbele grooten. De kooplieden
ontvingen voor een mark zilver zeven sols, twee deniers van de genoemde
dubbele grooten, de Vorst voor zijn regt zes deniers aan dubbele grooten,
en de muntmeester acht deniers (1).‘>
(I) AIzoo werden ait een mark honderd deniers geslagen, waarvan de eigenaar er 86, de
Vorst 6 en de muntmeester 8 bekwam. De sleischat was hier dus eene belastmg van 6 ten
honderd, en dekosten van vcrvaardiging bedroegen 8 ten honderd. Gelukkig beleven wij
Ä Enkele'grooten van het zelfde gehalte en gerwigt in evenredigheid.
3”.11 Gouden.penningen. van 231 /2 karaten fijn goud in gehalten en van 50 /*
stukken in;de snede in een Trooisch mark, welke loop moesten hebben
voor veertig van de boven vermelde grooten; zijnde de 50“/^ gouden
stukken waardig acht ponden, acht sols, vier deniers gros. De kooplieden
hadden zeven sols, twee deniers van gezegde dubbele grooten op
ieder mark gouds, en het regt van den Vorst was bepaald op twee sols
gros, en zij werden Vervaardigd met een kwart karaat remedie en een
half engels in het gewigt.
Deze overeenkomst moest vijf jaren duren. De Hertogin en de Hertog hadden
het regt om de bussen te laten nazien ; de proeven te laten maken en m
iedere werkplaats een beambte te stellen, belast om er de belangen van hunne
respective magtigers voor te staan.
De steden Mechelen en Leuven waren de eenige plaatsen, waar men volgens
de overeenkomst mögt werken, en ieder der partijen had het regt om haar naam
op de munten te plaatsen en haar wapen er op te laten graveren. Niettemin,
of liever desniettegenstaande, Het Eihps te Gend, in 1387 Roosebehers slaan
en in 1388 gouden nebele van 23 karaten en 2 greinen gehalte, halve nobelse
en vlerde mbels.
Hoewel er in de acte van overeenkomst bepaald was,' dat de Muntmeesters te-
genden 1 Junij 1384 beginnen moesten om deze munten in de steden Mechelen
en Leuven te slaan, maakte men echter te Mechelen eerst op den, 9 September
eenen aanvang met werken. Sedert dien dag tot op den 4 December 1385
sloeg men er dubbelegtmden schildern en dubbele zilveren grooten, volgens het in
de overeenkomst bepaalde gehalte en gewigt.
De Hertogin begon van hare zijde eerst later , te Leuven te laten werken-
Van den 12 September 1384 tot aan den 16 Mei 1386, Het zij er dubbele
gouden Schilden, gouden Beters genaamd, van hetzelfde gewigt en gehalte als
boven, maken. Omtrent dien zelfden tijd Het zij er gouden Engelen slaan.
oök ten' ojzigtb' der Munt betere ‘ tijdett 1 'Het was eene ohstaatkundige belasting,-die op
de Munt ! Doch in die dagen ineende men dat het zoö behoorde.