
Wij ontvingen die van, den Baron Michiels van Verduypen te Maastricht.
Over den halven penning of denier, onder N". 11 afgebeeld, handelden wij
reeds boven.
De N*. 12 en 13 zijn beide geslagen in het kasteel Daalbem, in Limburg
gelegen, misschien eerst na 1288, toen, na de verovering van dit land door
Jan I , Daalhem bij Limburg gevoegd werd. Voor dien tijd was het echter
reeds een bijzonder eigendom der Hertogen van Braband.
In de 12” oeuw werd het land van Daalhem, Daelhem of Dalhem door de
Graven van Hochstade bezeten, die , het ter leen hielden, ten deele van den
Hertog van Braband, en gedeeltelijk van den Hertog van Gulik. Gerard, de
eerste Graaf van Daalhem, dien men in de Geschiedenis vermeld vindt , leefde
omtrent het jaar 1080. Tot in 1227 bleef zijn geslacht dit landschap bestu-
ren, doch in gemeld jaar nam Hendrik I , Hertog van Braband, het kasteel
van Daalhem (zonder dat men met zekerheid weet, wat hem daartoe aanleiding
gaf) in bezit.
(Misschien is de eene of andere der door ons afgebeelde munten van Hendrik
I , aldaar geslagen.)
Koenraad, Aartsbisschop van Keulen, die uit het geslacht van Daalhem was,
trok zieh de zaak aan; een daaruit ontstane oorlog duurde tot in 1240, wan-
neer men tot een vergelijk besloöt, dat echter niet tot stand kwam. In 1243
eindelijk werd het Graafschap Daalhem, bij koop, door Graaf Dirk II aan
Henrlrilr I I , Hertog van Braband, afgestaan. Hierdoor werd het gedurende
45 jaren met Braband vereenigd, want in 1288, toen Jan I zieh ook van
Limburg meester gemaakt had, (deze Hertog draagt den bijnaam van de over'
vnnnaar) werd het in Limburg ingelijfd, althans onder het Overmaassche ge-
bied van Braband gerekend, en is aldaar dikwerf, vooral onder Uectogin Maria,
geKjk wij later zien zullen, munt geslagen.
Daar önze munten, blijkens het wapenschild, voor' Braband geslagen zijn,
kunnen ze ook voor 1288 vervaardigd wezen.
N”. 12 heeft op de vz. het driehoekig wapenschild met den leeuw van Braband.
Om schrift: na een kruisje, dat zieh tusschen twee roosjes bevindt: al-
leen het woord MOHEW22,
!Kz. Tusschen de beênen van êefl kruis, als op de vroegere munten N“. 5,
6 , enz. de letters : _
O 22 Ii © :
In den rand een kruis, dat ter wederzijde twee boven elkander geplaatste
bolletjes heeft; verder:
MO II HE H OT22. •
De N”. 13 verschilt aOeen in de vz. Deze heeft rondom het wapenschild:
D I V# BR22 f B22Droi | ©
Beide wegen 1,35 wigtje.
Afgebeeld bij piot , Notice mr la Découverte de Grand-Balleuæ, N\ 29.
N". 14 is in voorzijde gelijk aan den laatst voorgaanden.
Op de kz. ziet men tusschên de beenen van het krrns, de letters :
I O I j K
en in den rand van boven een kruisje, dat eene roos aan de andere zijde heeft.
Het omschrift luidt:
ID j EIG | B2OT I 122
Deze munt weegt 1,35 wigtje,
en is afgebeeld bij p io t , Notice mr la Découverte de Grand-Halleuæ, N”. 33.
N". 15 is , volgens sommigen, éen dusgenaamde sterling. Deze muntsoort,
eene navolging der Engelsche , waarschijnlijk oorspronkelijk Easterling genoemde.
munten uit het laatste gedeelte der 13' eeuw, kwam.zeer spoedig in eengroot
gedeelte van Europa, en daardoor ook in Nederland, in zwang.
Yz. een met drie rozen in het haar versierd hoofd, van voren te zien, in een
pareldrkel, even als de sterlingen der Eduards, Hendrikken , enz., welke men,
onder anderen, afgebeeld vindt in ruding Annals of the Coinage of Great Britain,
London 1840, 2 vol 4", Pl. II en III. Omschrift:
# | îfîDVÎtÎWMBVBGIE
Kz. een eenvoudig kruis met vier gelijke beenen, die tot aan den rand der
munt reiken. Tusschen elk der beenen drie bolletjes, dus te zamen twaalf,