De voirsehreve meester heeft noch binnen den tyde deser rekeninge doen wercken ende
munten aen twintichste deelen van den Philippus daelder, gevalueert’syn voer drye grooten
vleems int alloy énde van een ende tseventich eenen halven een tweentseventichste deel ende
een vier hondert tweendertichste deel penningen in de snede int troissche marck, de quantiteyt
van een hondert elff marck seven oncen, sesalyen vier marck ende in de busse elff
penningen, sesalyen afgetrocken ende elff penningen om dassaye te maeken, resten net hondert
seven maTck vyff oncen vyftien engelschen tweentwintich aes, gereduceert ten fyne
compt vierenviertich marck thien penningen vierthien drie quart greyn tot eenen stuver
voer tmarck van seignouraige, beloopt ; . . . . ij guld. iüjs Xvii mú
Dese elff penningen van den twintichste deelen syn gewegen ende bevonden te schaers
deen duer dander twee engelschen sees elfste deel aes op elck marck, compt opt heel werck,
mits oick gedobbeleert ende gequadrupleert, vyff marck drie oncen eenen engelsche xxiiij
aes, ende beloopt in gelde tot vyf gulden vij stuvers xiij myten een seste deel het marck
xxviij guld. xvij8 xxxvij “y*-
Noch es den meester schuldích voer cPaugmentatie van dese xxe deelen, gevalueert voer
dry grooten vleems ende wordden nae de permissie vuytgegeven voer drie grooten een halff,
beloopt in gelde . . . . . . . . y guld. ¡¿js xxxvij my**
De voirsehreve meester heeft noch binnen den tyde deser rekeninge doen wercken ende
munten aen sees myten van vierentsestich penningen int marck, hebbende twee penningen
ter remedien, de quantiteyt van twee hondert dryenvyftich marck, aen sesalyen naert War-
deyns boeck negen marck vier oncen, ende in de busse zessentwintich penningen, sesalyen
affgetrocken, resteren net ijc xliij marck iiij oncen tot een oort stuvers voor *t marck van
seignouraige, beloopt . . . . . . . . . iij guld. xlij myt.
De voirsehreve meester heeft noch binnen den tyde deser rekeningen doen wercken ende
munten aen sweerte drye myten van hondert achtentwinfcich penningen in de snede int
troissche marck, hebbende vier pénningen ter remedien, de quantiteyt'van vierentnegentich
marck twee oncen, aen sesalyen drye marck twee oncen, in de busse negen penningen,
sesalyen afgetrocken resteren net eenentnegentich marck tot een oort stuvers voer tmarck
van seignouraige, is . . . . . . . . j guld. jjs xxxvj myi.
De volgende rekening (N°. 18,076 in de Archieven te Brussel) begint 17
Oct. 1575 en eindigt eerst 21 Mei 1579; zij loopt dus te ver voor het be-
stek van dit werk.
N A B E R I G T .
De Heer cha lón, die in 1848, na ruim ces jaren arbeids, zijne Recherches
sur les Momoges du Hainaut uitgaf, bad dit zijn voomemen sedert eenen-zeer
geruimen tijd vooraf bekend gemaakt, eerst door het uitgeven van eenen Cata-
logus der door hem opgespoorde Henegouwsche munten, (later nog met een
Supplement vermeerderd,) vervolgens door op den omslag van ieder nieuw ver-
schijnend Nummer der Heme de la Numismatique Belge de bezitters van hem
onbekende Henegouwsche munten tot mededeeling aan te sporen; en echter is
het den ijverigen man niet mögen gelukken om zijne onvermoeide pogingen met
zulk eenen gelukkigen uitslag te zien hekrponen, dat hij al de Henegouwsche
munten in zijn werk mögt verzamelen.
Eén bezitter had, gelijk wij vernomen hebben, de kleingeestigheid om opzet-.
telijk den Heer chalón eene munt niet mede te deelen, opdat hij zieh zonde
kunnen beroemen eigenaar van eene Henegouwsche munt te zijn, die niet in
chalon’s Recherches sur les Monnoges du Hainaut voorkwam.
Doch verre het grootste gedeelte van het aanstaande Supplement wordt inge-
nomen door een aantal (naar wij vememen, ruim tmntig) van elders bekend gewordene
Henegouwsche munten, wier aanwezen men eerst na de uitgave der
zoo verdienstelijke Recherches bespeurd heeft.
Mogten wij, bij het zamenstellen van dit ons werk, veler welwillende medewer-
king ondervinden ; men zal bij het doorlezen van hetzelve bespeurd hebben, dat wij
55