
ons over twee Zuid-Nederlandsche Numismatici en over eenen Franschen dito
niet zeer te beroemen hadden.
Van daar, dat wij a priori, reeds wisten dat ons werk niet volledig was; maar
dat wij het zoo volledig mogelijk hebben trachten te maken, dit toonen de mun-
ten en legpenningen, nog medegedeeld, nadat er op het veld der Supplementpla-
ten geene plaats meer over was, aan den voet der Platen III, XXXIV,'XXXV en
XXXVI; dit mag daaruit blijken, dat wij geheel voor eigene rekening Plaat I I , die
ons later, bleek niet duidelijk genoeg bewerkt te zijn, hebben laten overdrukken.
Maar het is ons in dedaatste maanden duidelijk geworden, dat het ons onmogelijk
zijn zal buiten verdere Supplementplaten te blijven. Daarom willen wij Hum» reeds
opgeven, wat wij voor dezelve verzameld hebben, met dringende bede aan allen,
wien dit werk ter hand mögt komen, om ons, bij de vriendelijke mede-
deeling van onze dwalingen, die wij misschien vele begaan hebben, ook deel-
genooten te willen maken van de Brabandsche en Eimburgsche munten, die noch
in dit werk en deszelfs Supplementplaten, noch ook pp de volgende lijst voor-
komen;.opdat wij eenmaal, incüen wij in het leven gespaard worden, en anders
de een: of andere opvolger, die zouden kunnen uitgeven.
De door pns thans verzamelde of bij pns hekende zijn de volgende:
Denier van Brussel met Bit Vit'
Afgebeeld in de Marne Beige, T. VI, PI. I, N°. 6, en door ons vermeld in
den tekst , bl. 28, te laat voor onze eerste Supplementplaat (XXXI) ontdekt.
JAN I of II.
Dito munt als op onze PI. V, N*. 15 en 16.
Bondom de vz. . .(doch thans heeft de Vorst .een kruis op de borst)
DV# : BIMBVBG.
Kz .. .. XmSTi D7?IiEM.
Dito muüt als voren, doch het is onzeker of er zieh een kruis op ’sVorsten
borst bevindt.
iitm kk ÖVX " LIMBVBGIS.
Kz. MODSfPK IPBEVE (de twee laatste letters aan elkander verbonden).
Zie Numismatic Chronicle, Julij 1850, page 91 en 92, uit eenen vond in
Engeland.
Van iedere dezer munten was slechts één exemplaar bekend, en wat de laatste
betrëft zegt de verslaggëver, dat het, uit hoofde’van de önduidelijkheid, zeer
onzeker is of er 'wel IJIBEVE op de munt staat.
Hij denkt dat deze deniers munt zijn van Jan I I , dié met eene dnehter van Ko-
ning Eduard I gehuwd was ; iets wat ons zeer waarschijnlijk voorkomt, om de: geheel
Engelsche type der kz., zijndè die der dusgenoemdè Sterlingen ; en dit zoo zijn-
de, moetén ook onze munten op PI. V^N° 15 en 16, aan Jan II toegeschre-
ven worden.
Toumoois of Toursche groot, als de N°. 9 en 10 op onze Pl. VI, doch thans
•op de vz. met .
MOKET7S 3SNIPWP
dus van Antwerpen, gelijk de zoo even vermelde vaxi Brussel en van Maastricht.
Wij maakten van deze munt reeds melding bôven bladz. 78.
Onze tegenwoordige munt is van koper en dus waarschijnlijk een namaaksel
of wel een dus^enaamde swerte groote van Antwerpen.
JAN III.
Munt van de type der Sterlingen.
Vz. Een gekroond koningshoofd,, gelijk dat der Engelsche eerste Eduards
en face.
►P IjIG MONSIPT! NOSWB2Î.
Kz. Het kruis der Sterlingen, gecantonneerd door drie bolletjes.
BON | WON | BSN | ©IS.
Naar alle waarschijnlijkheid is dit eene gemeenschapsmunt van een der Engelsche
Koningen, en wel Eduard III, met eenen Hertog van Braband. Vérge-
lijk zulk eene munt (eerst door Willems, ten jare .1840, in het Belgisch Museum
en. later door Serrure in het Cabinet du Prince de Ligne beschreven) op onze
Pl. VIII, N%, 18.
Mérkwaardig is het Lonfonrengie voor Lotharingie, om toch eenigzins het
woörd London nà te bootsen.
55 *