
137 Duitse bezetting, zinken îo en 5 cent 1943 (3,26 g; 22 mm & 3,6 4 g ; 18 mm)
afb. 137). De nieuwe munten droegen aan de Volkskunde ontleende
motieven.
De bezetting van Nederland betekende ook dat ’s Rijks Munt niet
meer de koloniën van nieuwe munten kon voorzien. Om aan de wel-
dra optredende tekorten het hoofd te bieden, heeft de regering te
Londen van 1941 tot 1944 in de Verenigde Staten munten voor deze
gebiedsdelen laten vervaardigen, die een nieuw muntmeesterteken
en de letter van een der Amerikaanse ateliers dragen, doch zieh verder
in niets van vöör de oorlog hier geslagen munten onderscheiden. Het
betrof guldens en rijksdaalders voor Nederlands-Indië - die er echter
nooit zijn aangekomen - en kleiner geld voor Suriname, dat steeds de
Nederlandse munten had gebruikt. Ook werden weer munten met
eigen omschrift voor Curaçao besteld.
Munten uit de période 1944-1980
Toen de bevrij ding van het land in het zieht kwam, heeft de regering
ook in Amerika geld laten vervaardigen om hier te lande in omloop te
brengen. Deze in 1944 en 1945 geslagen stukken zijn inderdaad in het
najaarvan 1944 in de bevrijde delen van het land in een niet zeer groot
aantal in circulatie gebracht, naast een veel groter aantal in de
Verenigde Staten gedrukte nieuwe muntbiljetten.
In 1945 bleek dat de aanzienlijke desorganisatie van het
Nederlandse geldwezen en de alom heersende zilverschaarste het
onmogelijk maakten het oude muntstelsel zonder meer te handha-
ven. Allereerst werd de enorm gestegen bankbiljettencirculatie al in
1945 door de ‘geldzuivering’ gesaneerd; nadien werden geleidelijkbiljetten
van geheel nieuwe ontwerpen in omloop gebracht.
Meer tijd kostte de voorbereiding van nieuwe metalen munten. Deze
kwamen tot stand met de wet van 15 aprii 1948. Van gouden munten is
dan nog siechts in zoverre sprake dat de mogelijkheid bestaat dukaten
te laten slaan en dat is ook nog gebeurd. De reeks der kleine munten
werd vereenvoudigd, doordat de 1ß cent die met de waardedaling van
het geld zij n betekenis had verloren, en de 2tß cent werden afgeschaft
138 Wilhelmina (1890-1948), 25 cent 1948 (3,06 g; 19 mm)
(zie afb. 138). Ook werd van de in een période van mechanisering
onbruikbare Vierkante vorm voor de stuiver afgezien. Deze wordt nu
evenals de cent in brons uitgevoerd, terwijl voor de dubbeltjes en
kwartjes in plaats van het in 1948 schaarse zilver zuiver nikkel werd
gekozen. De eerste aanmuntingen hadden plaats in 1949 met een
nieuw ontworpen portret van koningin Wilhelmina en het jaartal
1948, vanaf 1950 met het portret van koningin Juliana. De lelijke zinken
munten, die aan een afschuwelijke tijd herinnerden, werden in de
jaren 1948-1953 ingetrokken, evenals het nog van vóór de oorlog date-
rendegeld.
’ 39 Juliana (1948-1980),! gulden 1955 (6,53 g; 25 mm)
Nadat eenmaal de pasmunt weer was geregulariseerd, werd een aan-
vang gemaakt met het herstel van guldens (vanaf 1954, zie afb. 139) en
rijksdaalders (vanaf 1959), waarna geleidelijk de van 1945 daterende