
Hollandse graven Floris iv en Floris v en van de talrijlce navolgingen daar-
van (blz. 39)
Korte munt ter waarde van 2 mij ten (waarop een kort kruis, in tegenstelling
tot de enkele mijten met lang kruis) geslagen sinds het midden van de 14e
eeuw in Vlaanderen, in de 15e en 16e eeuw ook in andere Bourgondische
gewesten. Aanvankelijk van zilvervan laag gehalte, na 1543 van koper (blz.
7 9 )
Krabbelaar populaire benaming voor het 4-stuiverstuk van Karel v, waarop de
rijksadelaar voorkomt
KromstaartVlaamse zilveren munt met klimmende leeuw, geslagen 1416-1430
en in vele andere gewesten nageslagen (blz. 49)
Kroon 1. gouden munt van Frankrijk ingevoerd 1385, die in de Nederlanden
veelvuldig circuleerde en geimiteerd werd (blz. 50):
2. zie zonnekroon
Kruisrijksdaalder 1. benaming van de Bourgondische rijksdaalders van 1567-
15 7 1 (blz. 84) en van de daarvan nagevolgde provinciale rijksdaalders van
1584-1591, alle met het Bourgondische kruis van knoestige stokken;
2. zie patagón
Kwartje populaire benaming van de in 1816 ingevoerde Nederlandse munten
van 25 cent (blz. 182)
Lam Franse gouden munt ingevoerd in 1355, veelvuldig gebruikt en geïmi-
teerd in de Nederlanden. In Brabant en andere gewesten (niet in Frankrijk)
werden sinds 1365 ook dubbele lammen geslagen (blz. 44)
Leeuw gouden munt ter waarde van 30 stuiver, geslagen in de Bourgondische
Nederlanden 1454-1461 ; gewicht 4,25 g, gehalte 0,958 (blz. 58)
Leeuwendaalder zilveren daalder met de Hollandse leeuw ingevoerd door
Holland in 1575 (blz. 91 ) en weldra elders nagevolgd; in 1606 onder de
Generaliteitsmunten opgenomen met handhaving van de Hollandse leeuw
en spreuk (blz. 247 en 255); in de 17e eeuw vrijwel uitsluitend geslagen ten
behoeve van uitvoer naar de Levant
Leeuwengroot zilveren munt met klimmende leeuw ter waarde van 1 groot, in
zeer grote hoeveelheden geslagen in Vlaanderen 1337-1365; en vervolgens
ook in vele andere gewesten (blz. 42)
Leicesterrijksdaalder zie blz. 103,244
Leicesterreaal krach tens de ordonnantie van 1586 geslagen zilveren munt van
50 stuiver, overeenkomend met de Philipsdaalder (blz. 103)
Liard zie oord
Louis algemene benaming van de gouden en zilveren munten van Lodewijk
xiii-xvi van Frankrijk, die ook in de Nederlanden veel gebruikt werden
Lupse in het Rijnland en de oostelijke Nederlanden gebruikelijke benaming
voor de i4e-eeuwse zilveren penningen van de stad Lübeck (Lübischen) en
gelijksoortige eenzijdige penningen (hohl-pfennige) uit Noord-Duitsland
Maille 1. verouderde benaming voor de kleine zilveren penningen van
Vlaanderen in de 12e en 13e eeuw;
2. in de Nederlanden in de 14e en 15e eeuw gebruikelijke aanduiding voor
diverse goudguldens;
3. onder Philips 11 geslagen koperen munt ter waarde van 4 mijten
Manuael tariefvan de door de wisselaars bij inlevering van beschadigde ofverboden
munten te betalen vergoeding; zie blz. 130
Mat, Spaanse in de Nederlanden gebruikelijke benaming voor de Spaanse
8-realenstukken (ter grootte van een rijksdaalder), die van de 16e tot de 18e
eeuw in Spanje en Spaans-Amerika in grote massa’s werden geslagen en
naar West-Europa en Azië uitgevoerd; zij vertonen sedert ca. 1570 op de vz.
het koninklijlc wapen, op de kz. hetzij het wapen Castilië-Leon, hetzij de
Zuilen van Hercules (blz. 76,122)
Mechelaar zilveren munten van het vierlander-type, in 1485 geslagen te
Mechelen en andere Bourgondische muntateliers
Monetarius zie blz. 21
Mouton zie lam
Muntbiljetten zie blz. 185,188,190
Muntbus zie blz. 119 ,12 4
Muntgewichten zie blz. 133,169
Muntmeester zie blz. 118 ,158 ,17 2
Muntmeesterteken zie blz 59,182,239
Muntomloop zie blz. 40,46,77,79,127,144,162,169
Muntrecht zie blz. 28,45,64,83,238
Muntrekening zie blz. 36,42,57,69
Muntteken zie blz. 57,124,182,239
Muntverdrag zie blz. 65,71
Muntvervaardiging zie blz. 118 ,14 7
Muntvondst zie blz. 2 6 ,13 1 ,1 7 5 >282
Muter in Gelderland in de 15e en 16e eeuw gebruikelijke benaming voor de
kleinste munteenheid ter waarde van V« stuiver
Mijt sedert de 14e eeuw gebruikelijke benaming voor de kleinste Vlaamse
munten van ^2 penning of 1/24 groot. Hoewel munten van 1 mijt na 1467
niet meer werden geslagen (wel dubbele mijten: zie korte), bleef de mijt
nog eeuwenlang als rekeneenheid in gebruik, ook buiten Vlaanderen;
1 stuiver = 2 groten = 48 mijten (blz. 4 3 .5 7 )