
het eerst het beeid van het binnen het grondgebied van de Republiek
circulerende geld aanmerkelijk eenvoudiger geworden. Het vertoonde
niet meer een bonte mengeling van oude en nieuwe, inheemse en
vreemde, gouden en zilveren munten, maar was in hoofdzaakbeperkt
tot zilveren munten van betrekkelijk recente binnenlandse herkomst,
waaraan slechts langzamerhand de nieuwe guldens en drieguldens
werden toegevoegd. Voor het eerst begon zieh min of meer een monétaire
grens samenvallend met de staatsgrens a f te tekenen. Een symp-
toom van deze ontwikkeling is dat de uitvoerige geïllustreerde munt-
tarieven hun betekenis verloren en dan ook noch in de Republiek
noch in de Spaanse Nederlanden meer werden gepubliceerd.
Eveneens verdween met het uit de circulatie gaan van de gouden munten
de behoefte aan goudgewichtdozen, die in de tweede helft van de
17e eeuw nog slechts zeer sporadisch werden vervaardigd.
De nieuwe gouden rijders
De betrekkelijke rust in het muntwezen die na de maatregelen van
1694 was ingetreden, heeft tot in het tweede kwart van de 18e eeuw
geduurd. De aanmunting van guldens win Zeeland van rijksdaalders -
voor binnenlands gebruik had vrij regelmatig plaats, evenals die van
kleingeld voor de voc en zilveren rijders en dukaten, naast gouden
dukaten voor de uitvoer. Na omstreeks 1725 trad echter op de wereld-
markt een verschuiving in het aanbod van de beide edele metalen in,
door de overvloedige productie van nieuwe goudvelden in Brazilië.
Portugal kon opnieuw, evenals een eeuw eerder met het goud van
Guinea, West-Europa overvloedig van goud uit Brazilië voorzien.
Omvangrijker goudaanmuntingen zowel in Portugal en Brazilië zelf
als in Frankrijk en Engeland waren een eerste gevolg. In Engeland
werd de gouden guinea zelfs in deze tijd samen met de biljetten van de
in 1693 opgerichte Bank of England het hoofdbetaalmiddel, waar-
naast het zilver zijn betekenis verloor.
Ook in ons land verstoorde de lager geworden goudprijs het even-
wicht. Allereerst werd dit merkbaar in de aanmuntingen: de vervaardiging
van guldens voor het binnenlands verkeer kwam vrijwel
tot stilstand, terwijl de vraag naar dukaten belangrijk toenam. Voor
het eerst na een eeuw lcwamen de gouden munten ook weer uit spaar-
potten en bergplaatsen te voorschijn. Ook uit het buitenland vloeiden
zeer grote hoeveelheden oude Nederlandse dukaten naar de Republiek
terug. Tegen het midden van de eeuw waren gouden munten
weer een dagelijks betaalmiddel geworden, waarnaast zieh slechts de
inmiddels sterlc versleten laat-i7e-eeuwse zilverstulcken konden handhaven.
Vooral de toevloed van dukaten bleek ook praktische moeilijkheden
op te leveren, omdat een groot deel van deze oude stukken aanzienlijk
gesleten of gesnoeid was, en dus niet meer het voor dukaten vereiste
gewicht bezat. De noodzaalc om het gewicht van aangeboden goud-
stukken weer te controleren, leidde tot een nieuwe vraag naar goudgewichtdozen,
die na een stilstand van drielcwart eeuw tegen 1750
weer veelvuldig vervaardigd worden. De inhoud verschilt natuurlijk
aanmerkelijk van die van hun i7e-eeuwse voorgangers: het meest
gebruikt worden nu de gewichten voor Nederlandse dukaten, Engelse
guinea’s en Franse louis d’ors. Ook van overheidswege werd de nieuwe
ontwikkeling gevolgd, wat onder meer tot uitdrukking kwam in de
aanstelling van een ijkmeester-generaal voor de Unie, die vooral tot
taakkreeg de nu weer zoveel gebruilcte dukatengewichten te controleren.
De toevloed van versleten en gesnoeide dukaten was na enkele jaren
zo groot dat in 1749 tot bijzondere maatregelen werd besloten.
Voorgeschreven werd nieuw te vervaardigen dukaten van een kartel-
rand te voorzien om daarmee in de toekomst het snoeien te beletten,
en de omloop van te lichte dukaten werd verboden. Tevens werd voorzien
in een methode om de verboden munten metterdaad uit de
omloop te verwijderen. Dit laatste betekende een principieel nieuw
element in de muntpolitiek, aangezien in vroeger eeuwen eigenlijk
nooit positieve maatregelen waren genomen om de omloop te sane-
ren; men had zieh steeds beperkt tot het verbieden van ongewenste
soorten, wat aan de houders de verplichting oplegde deze met eigen
verlies in te wisselen. Ditmaal werd het publiek in de gelegenheid
gesteld de overigens verboden lichte dukaten aan de landskassen in
betaling te geven, waarna het goud voor rekening van de provinciën