
niek: de mijnbouwmethoden waren verbeterd waardoor de opbrengst
van de Duitse mijnen verveelvoudigd werd, en moderne apparatuur
kwam in gebruik, die de verwerking van de in verhouding tot de oude-
re munten bijzonder zware en dikke muntplaten voor de nieuwe stuk-
ken mogelijk maakte. De toenemende behoefte aan metalen betaal-
middelen in de juist in deze eeuw sterk opbloeiende internationale
economie maakte dat de daalders zeer gemakkelijk een afzet vonden,
ondanks hetverzetvan de regeringen die zelfgeen zilvermijnen beza-
ten en de plotselinge rijkdom van hun meer gezegende buren met
lede ogen aanzagen.
De heerschappij van de uit de 14e eeuw daterende Duitse goudgul-
den werd door de nieuwe daalder al spoedig geheel gebroken. Zij n
positie werd trouwens 00k tegelijk ondermijnd door de Hongaarse
dukaten. De rijke goudmijnen (tegenwoordig in Slowakije en
West-Roemenië) hadden dit land al sederi de 14e eeuw in staat gesteld
grote aantallen gouden guldens te slaan, waarvan het gehalte niet
zoals bij de Duitse geleidelijk verlaagd was, maar gelijkgebleven aan
dat van de oorspronkelijke Florentijnse guldens en Venetiaanse duka-
58 Hongarije, Matthias Corvinus (1458-1490), gouden dukaat (3,46 g; 22 mm)
ten. In westelijker gebieden stonden zij dan ook bekend als Hongaarse
dukaten (zie afb. 58). Omdat tegen 1500 de opbrengst van de Hongaarse
goudmijnen, grotendeels gelegen in het niet door de Türken verover-
de deel van het land, evenzeer toenam als die van de Duitse zilvermijnen,
nam in het Duitse Rijk de Hongaarse dukaat samen met de
inheemse daalder weldra geheel de plaats in van de goudgulden.
De betekenis van het in het Duitse Rijk vervaardigde, maar weldra
ook daarbuiten gebruikte grote zilvergeld, werd enkele decennia later
nog enorm vergroot door de komst van het Amerikaanse zilver. Nadat
in de eerste decennia na de ontdekking van Columbus vanuit Amerika
grote hoeveelheden, sinds eeuwen opgepot, goud naar Castilië waren
vervoerd, bleek weldra dat de zilverrijkdom van de Nieuwe Wereld van
veel grò ter betekenis was. Omstreeks 1540 begon een ongekende stroom
zilver uit de door de Spanjaarden in exploitatie genomen zilvermijnen
van Mexico en van Peru - vooral de geheel uit erts bestaande zilverberg
van Potosí maakte een enorme indruk - naar Spanje te komen. De
omvang hiervan overtrof de opbrengst van de een halve eeuw eerder
tot bloei gekomen Duitse mijnen nog verre. De massa’s zilver die jaar-
lijks met de Zilvervloot in militair konvooi naar Sevilla werden vervoerd,
maakten Spanje voor enkele eeuwen tot de belangrijkste zilver-
leverancier van Europa. Ook veroorzaakte dit een aanzienlijke ver-
schuiving in de waardeverhouding tussen de beide edele metalen en
ondergroef daarmee alle muntstelsels die gebaseerd waren op het
axioma van een vaste onderlinge verhouding van goud en zilver.
Bovendien was deze ongekende vermeerdering van de hoeveelheid
voor muntdoeleinden beschikbaar metaal de oorzaak van een het
gehele economische leven omwoelende stijging van de prijzen.
59 Spanje, Ferdinanden Isabella (1469-1504), dubbele gouden dukaat, geslagente Sevilla
(6,82 g; 28 mm)
Het in Spanje aangevoerde goud en zilver moest krachtens wettelijke
voorschriften daar tot Spaanse munten verwerkt worden en mocht
slechts in deze vorm verder worden uitgevoerd. Vandaar dat sedert het
begin van de i6e eeuw een voortdurende uitvoer van Spaans geld naar
andere Europese landen, in de eerste plaats Frankrijk en de
Nederlanden, plaatsvond. Het goud werd aanvankelijk verwerkt tot
dukaten en dubbele dukaten (hier soms ten onrechte dubloenen genoemd)
met de borstbeelden van Ferdinand en Isabella (zie afb. 59), later ook
tot escudos, op naam van Karel v. Van het zilver werden eerst alleen rea