
3 Enkele in Nederland gevonden gouden Keltische munten.
a. Scheers 23 (Limburg); b. Scheers 30 (Remmerden); c. Scheers 24 (Bladel); d. Scheers 24
(Kessel); e.Scheers29 (Empel);f. Scheers29 (Eindhoven-Acht); g. Scheers31 (Rossum);h.
Scheers 31 (Empel)
en twee in de bodem begraven goudschatten. Deze laatste zijn recente-
lijk ontdekt vlak over de Nederlandse grens te Niederzier nabij Aken
en te Beringen in Belgisch Limburg. Beide depots bevatten een combi-
natie van munten en enkele gouden hals- en armringen. De meeste
goudstukken uit ons studiegebied blijken ‘geimporteerd’ uit zuidelijk
aangrenzende regio’s (zie afb. 1). Enerzijds gaat het om munten van
zuidwestelijke origine. Het zijn voornamelijk staters van de typen
Scheers 24 en 29 die in Midden-Belgie en Noordwest-Frankrijk thuisho-
ren (zie afb. 3: c-d en e-f). Beide vertonen op de keerzijde een paard naar
rechts, terwijl de voorzijde respectievelijk vlak is o f een extreem gesti-
leerde beeltenis laat zien van een menselijk hoofd. Anderzijds is er een
groep munten van zuidoostelijke herkomst. Meestal betreft het stuk-
ken van de typen Scheers 23 en 30, die afkomstig zijn uit het Midden-
Rijngebied. Het eerstgenoemde type (zie afb. 3: a) betreft een kwartstater
met op de voorzijde een hoofd naar rechts en op de keerzijde een
pegasusmotief. Het tweede type (zie afb. 3: b) met aan de voorzijde een
‘oogmotief en aan de keerzijde een paard, is vermoedelijk aangemunt
door de Treveri. Van veel verder weg - Midden-Europa - komen de
‘regenboogstaters’ uit de genoemde schatvondsten van Niederzier en
Beringen.
Rond het midden van de te eeuw voor Chr. neemt het muntgebruik
sterk toe en zijn er de eerste indicaties voor lokale productie in het
Neder-Rijnse gebied. De zogenaamde triskeies-staters van het type
Scheers 31 vertegenwoordigen wellicht de eerste Neder-Rijnse muntse-
rie. Het betreft staters van sterk koperhoudend goud met op de voorzijde
een triskeles en op de keerzijde een paard (zie afb. 3: g-h). De munten
behoren op grond van hun relatief läge gewicht en goudgehalte
tot de jongste series gouden munten uit Noord-Gallie, vermoedelijk
daterend uit de fase van de Romeinse verovering door Caesar. Op basis
van het verspreidingsbeeld van deze munten (zie afb. 2) ligt een toewij-
zing aan de Eburonen erg voor de hand. Uit Caesars informatie blijkt
immers dat de Eburonen het gebied van Zuidoost-Nederland en
Noordoost-Belgie bevolkten en tevens de regio tussen Neder-Rijn en
Maas.
Opvallend veel munten (22 stuks!) zijn recentelijk gevonden bij
opgravingen van een belangrijk Gallo-Romeins tempelcomplex te
Empel (gem. ’s-Hertogenbosch), waar Hercules Magusanus als hoofd-
god werd vereerd. Deze cultusplaats gaat, afgaande op het vondstma-
teriaal, terug op een voor-Romeins heiligdom behorend tot een deel-
groep van de Eburonen. Verschillende auteurs veronderstellen een
direct verband tussen de aanmunting van de triskeles-staters en de
door Caesar beschreven anti-Romeinse opstand van de Eburonen van
54 voor Chr. onder leiding van hun koning Ambiorix. De munten zou-
den dan door de partij van Ambiorix zijn geslagen om deze te distribu-
eren onder haar aanhang en om bondgenoten te werven.
In de tweede helft van de le eeuw voor Chr. constateren we een
drastische toename in het muntgebruik in de Neder-Rijnse regio. Deze
toename is niet los te zien van twee historisch gedocumenteerde ont-
wikkelingen: 1. de migratie van groepen van het rechter Midden-
Rijngebied naar de linkerzijde van de Neder-Rijn in de periode tussen