
Oorlogsgeld vari Holland en Zeeland
In het voorjaar van 1572 kwam het merendeel van de steden van
Holland en Zeeland in opstand tegen het Spaanse bewind, waarmee
de Tachtigj arige Oorlog begon, die van ingrij pende betekenis geweest
is voor de ontwikkeling van het Nederlandse muntwezen. Terwijl bui-
ten deze gewesten het verzet snel werd neergeslagen, wisten Holland
en Zeeland dankzij hun günstige strategische ligging het Spaanse
leger te weerstaan en kon, hoewel in naam het gezag van de koning
68 Haarlem, zilveren noodmuntvan 1/2 daalder 1572 (14,71 g; 33x29 mm)
nog erkennend, een onafhankelijke regering georganiseerd worden.
Een eerste gevolg van de oorlog, die gekenmerkt werd door een reeks
dikwijls langdurige belegeringen, was de vervaardiging van nood-
munten, omdat gewoonlijk in de ingesloten vestingen niet voldoende
contant geld aanwezig was om de onmisbare huurtroepen te betalen.
A1 in 1572 gingen Haarlem, dat door de Spanjaarden belegerd werd, en
Middelburg, dat, trouw aan de koning, door de Geuzen werd ingesloten,
ertoe over goud- en zilverwerk van corporaties en burgerij te vorderen
om dat tot geld te laten verwerken door plaatselijke zilversme-
den (zie afb. 68). Daar deze natuurlijk niet over de outillage van een
muntbedrijf beschikten, kregen de stukken een primitieve vorm:
rechthoekige platen van het vereiste gewicht en gehalte, voorzien van
een aantal controlestempels. Deze eerste noodmunten waren nog van
dezelfde intrinsieke waarde als het gebruikelijke geld; weldra bleek
veelal de beschikbare hoeveelheid edel metaal ten enenmale onvol-
doende, zodat men kredietgeld uitgaf met de belofte het later na de
gehoopte günstige afloop van het beleg tegen goed geld in te wisselen.
Dit werd meestal in het goedkope gemaklcelijk door plaatselijke
ambachtslieden te verwerken tin uitgevoerd: Alkmaar 1573,
Schoonhoven en Oudewater 1575, Woerden en Zierilczee 1575-1576;
een enkele maal werden geldstukken vervaardigd van op ellcaar
geplakte papieren schijven, zoals de Leidse van 1574 met het beroem-
de devies h a e c l i b e r t a t i s e r g o : ‘dit (wordt doorstaan) ter wille van
devrijheid’.
Dit betreft lokale maatregelen genomen door de stedelijke regerin-
gen, soms met toestemming en garantie van de Staten van het land.
mm
69 Bourgondische Nederlanden, Philips II (1555-1581/1598), detail van 1/2 Philipsdaalder met
klop Holland en een met klop Zeeland
Tegelijk werd echter ook in meer algemene zin in het muntwezen
ingegrepen. In de benauwde financiele toestand, die de regering van
Holland en Zeeland allerwegen deed omzien naar middelen om de
troepen te betalen, bood ook het muntwezen goede mogelijkheden.
De Hollandse munt te Dordrecht, de enige binnen het gebied van de
Opstand, zette aanvankelijk de aanmunting op naam van Philips 11
normaal voort, wat echter geen baten van betekenis kon opleveren. Op
7 februari 1573 verscheen een plaklcaat, dat de stempelingvan alle in
Holland en Zeeland circulerende munten voorschreef: in alle steden
werd gelegenheid gegeven muntstukken te laten ‘kloppen’ of stempe-
len met een wapentje van Holland of Zeeland (zie afb. 69), waardoor
de nominale waarde met ca. 15% werd verhoogd, welle verschil als
lening aan de Staten moest worden afgedragen; hetgebruilcvan onge-
stempelde munten werd verboden. De maatregel betekende een hef-
fing van een belasting van 15% op de in het binnenlands verkeer
gebruilcte geldstukken. Uit muntvondsten blijkt dat inderdaad het
gebruilc van ongestempelde munten enkele jaren zeer beperkt was en