
ing en door het binnensluipen van valse munten en minderwaardige
naslagen, doordat geen regering bereid was zieh de kosten te
getroosten om siechte exemplaren uit de omloop terug te trekken. In
deze overal bestaande situatie zou onverminderde handhaving van de
muntvoet er slechts toe leiden, dat de zware nieuwe exemplaren werden
uitgezocht (men sprak in de vele strafbepalingen daartegen van
biequetteren, d.w.z. wegen) en versmolten of uitgevoerd.
Deze telkens noodzakelijke aanpassingen van de munt gingen soms
tevens met een wijziging in het uiterlijk van de munten gepaard.
42 Bourgondische Nederlanden, Philips de Goede als graaf van Holland (1433-1467), gouden
leeuw geslagen te 's-Gravenhage in 1454-1455 (4,15 g; 30 mm)
Onder Philips de Goede is de munt nauwelijks veranderd; alleen werd,
tegelijk met aanpassingen van het gewicht der zilveren munten, de
gouden rijder in 1454 vervangen door een gouden leeuw (zie afb. 42)
en in 1466 door een Andriesgulden in waarde gelijk aan de bekende
Rijnse gulden van de keurvorsten, waarop de Bourgondische patroon
Sint-Andries werd afgebeeld. In overeenstemming met de toenmalige
koers van de Rijnse gulden werd de nieuwe Andriesgulden gelijkge-
steld aan 20 Bourgondische stuivers.
Karel de Stoute en Philips de Schone
Karel de Stoute handhaafde aanvankelijk de munten van zijn vader:
de Andriesgulden (zie afb. 43) en de zilveren stuiver met het wapen in
het veld, bekend als de vieriander. In 1474 werd de munt enigszins ver-
zwakt door de waarde van de onveranderde Andriesgulden te ver-
hogen tot 24 stuiver en stuivers te vervangen door lichtere munten die
naar hun beeldenaar met het bekende Bourgondische embleem als
vuurijzers bekend geworden zijn (zie afb. 44). Tegelijk werd een merk-
waardige administratieve verbetering ingevoerd, waarbij het zeker de
bedoeling was 00k in de Bourgondische Staat de straffe centralisatie
van het Franse muntwezen in te voeren. De muntmeesters kregen
opdracht op hun munten een speciaal muntmeesterteken te plaatsen,
zodat het mogelijk werd achteraf de verantwoordelijkheid voor
minderwaardig gebleken muntstukken vast te stellen. Na de dood van
de energieke hertog is dit controlesysteem spoedig weer in onbruik
geraakt en zijn de persoonlijke muntmeestertekens weggelaten of
overgegaan in bij het muntatelier als zodanig behorende munttekens.
Pas onder de Republiek zijn de muntmeestertekens weer herleefd.
44 Bourgondische Nederlanden, Karel de Stoute als hertog van Brabant (1467-1477), dubbel
vuurijzer, geslagen te Antwerpen in 1476 (2,96 g; 27 mm)
In de moeilijke jaren van Karels dochter, hertogin Maria, is de ver-
zwakking nog verder doorgegaan, zonder dat het uiterlijk van de munten
hierbij gewij zigd is, maar tij dens het regentschap van haar gemaal,
Maximiliaan, voor de minderjarige Philips de Schone heeft de inflatie
snel grote afmetingen aangenomen. Aanvankelijk werd enige malen
de waarde van de op naam van de beide aartshertogen, Maximilaan en
Philips, geslagen munten verhoogd. Vervolgens kwam in i486 een