
(inclusief de Varianten zonder opschrift) van het type Scheers 217 (zie
afb. 4: e-f). Omdat de munten massaal voorkomen in de Neder-Rijnse
legerkampen uit de tijd van Augustus, wordt vermoed dat zij speciaal
zijn geslagen voor gebruik als kleingeld in en bij de militaire kampen.
Mogelijk zijn zij daar 00k geslagen, al ontbreekt tot op heden ieder
bewijs daarvoor. De munten lijken in ieder geval volledig te zijn opge-
nomen in het Romeinse monétaire systeem, wellicht als équivalent
van de quadrans.
Overziet men de diverse verspreidingsbeelden van Keltische munten
in het Neder-Rijnse gebied (zie afb. 1 ,2 en 5), dan tekenen zieh enkele
interessante patronen a f die ons iets zeggen over regionale verschillen
in de intensiteit van het muntgebruik. In de westelijke kustzone, met
de mondingsgebieden van de Rijn, de Maas en de Schelde, zijn tot op
heden nauwelijks munten gevonden. Het muntgebruik concentreert
zieh duidelijk in de oostelijke helft van het Neder-Rijnse gebied, met
het oostelijk deel van de Nederlandse rivierendelta als de meest noor-
delijke uitloper. Tekenend is 00k dat gouden munten alsook de jonge-
re koperen munten maar zelden voorkomen in de regio’s direct ten
noorden van de Neder-Rijn. Dit laat zien dat de Neder-Rijn in de late-
IJzertijd in bepaalde opzichten wel degelijk een cultúrele grenszone
markeert, hetgeen 00k blijkt uit de verspreiding van glazen zoge-
naamde La Tène-armbanden.
2 De oudste Nederlandse munten
500-1250