
Herman Diederik 1573-1602 (muntslag gestaakt ca. 1583)
Maximiliaan 1602-1641 (muntslag ca. 1616-1622)
154 Batenburg (heerlijkheid), Willem (1556-1573), dubbele gouden dukaat circa 1560 (6,86 g;
30 mm)
Heren van Borculo: munten zijn bekend van Gijsbert van Bronkhorst, heer
van Borculo (1367-1401).
Breedevoort: een enkele munt is bekend van Gerard Vullinck, hertogelijk
kastelein van Breedevoort (ca. 1350).
Graven van Buren: in 1502 verkreeg Frederikvan Egmont, graaf van Buren
het muntrecht. Bekend is echter slechts een munt van zijn kleinzoon, graaf
Maximiliaan van Buren (1539-1549).
Graven van Culemborg: door Floris van Pallant, graaf van Culemborg, is daar
in de oorspronkelijk voor de Groninger Ommelanden ingerichte munt,
kopergeld geslagen in 1590-1591.
Ten slotte zijn enkele munten bekend van Walraven van Meurs, bannerheer
van Baar (eerder elect van Utrecht: zie 6b), gedateerd 1445, die waarschijnlijk
in Keulen vervaardigd zijn.
h. Bisschoppen van Utrecht
In 9 9 9 verkreeg de bisschop het muntrecht te Zaltbommel: een reeks munten
van bisschop Adelbold (1010-1027) is vermoedelijk daar geslagen. Bisschop
Arnold van Hoome (1371-1378) heeft 1375-1378 de Veluwe als pandheer beze-
ten en munite in die periode te Harderwijk.
i. Kleefse munt te Huissen
Het gebied van Huissen is pas in 1816 bij Gelderland gevoegd, het was voor-
dien Kleefs bezit. Door enkele graven en hertogen van Kleef is daar gemunt
(blz. 141):
Diederik vi, graafvan Kleef (1202-1260)
Otto, graafvan Kleef (1305-1311)
Adolf il, hertog van Kleef (1417-1448)
Possiderende vorsten, hertogen van Gulik, Kleef en Berg (nl. Ernst van
Brandenburg en Wolfgang Wilhelm van Pfalz-Neuburg, 1609-1624) - muntslag
1609-1614
Georg Wilhelm van Brandenburg, hertog van Kleef (1624-1640) - muntslag
1626
j . Munt van de Groninger Ommelanden
In 1589-1590 is de munt van uit hun eigen gebied verdreven Staten der
Ommelanden tijdelijk te Culemborg gevestigd geweest.
6 Utrecht
a. Merovingisch-Karolingische munten
In de 7e eeuw heeft een omvangrijke muntslag plaatsgehad te Duurstede
(Dorestad), voornamelijlc door de monetarius Madelinus (blz. 21).
Een Karolingische munt was in dezelfde plaats gevestigd sedert de tweede
helft van de 8e eeuw (blz. 23):
PippijndeKorte 754-768
Karel de Grote 768-814 (keizer 800)
Keizer Lodewijk de Vrome 814-840
Keizer Lotharius 1 840-855
Te vermelden is dat enerzijds de muntslag te Duurstede waarschijnlijk na
855 met handhaving van de naam van keizer Lotharius heeft voortgeduurd,
anderzijds talrijke trientes met de naam van Madelinus en penningen op
naam van Lotharius als in het ten noorden van Duurstede gelegen Friese
gebied geslagen imitaties te beschouwen zijn.
b. Bisschoppen van Utrecht
Hoewel een groot deel van de bisschoppelijke munten in het Oversticht zijn
geslagen, is door de meeste bisschoppen 00k in het Nedersticht gemunt, en
wel naar aan te nemen voornamelijk in de stad Utrecht. Minder vaak is de
munt gevestigd geweest in Amersfoort, De Weerd bij Utrecht, Rhenen en
Wijkbij Duurstede:
Adelbold 1010-1027
Bernold 1027-1054
Willem 1054-1076
Koenraad 1076-1099
Burchard 1100-1112