
Beknopte bibliografie
(aangevuld door Albert A.J. Scheffers)
Bescbrijvende handboeken
Catalogus van de zilveren (resp. kaperen) munten van de Verenigde Nederlanden
1576-1795, 3 delen, Amsterdam, 1979.
P.O. van der Chijs, De munten der voormalige graven en hertogen van Gelderland,
Haarlem 1852.
. De munten der voormalige heeren en steden van Overijssel, Haarlem, 1854.
-, De munten der voormalige heeren en steden van Gelderland, Haarlem, 1855.
§è. De munten van Friesland, Groningen en Drenthe, Haarlem, 1855.
m, De munten der voormalige graafschappen Holland en Zeeland, Haarlem, 1858.
m, De munten der bisschoppen, van de heerlykheid en de stad Utrecht, Haarlem, 1859.
-, De munten der leenen van de voormalige hertogdommen Braband en Limburg,
Haarlem, 1862 (de gehele reeks is verschillende malen in fotokopie her-
drukt).
A. Delmonte, Le Bénélux d’or-De gouden Benelux, Amsterdam, 1964 (supplement
1978: aanvullingen op het supplement in het tijdschrift De Beéldenaar 1988
en 1997).
-, Le Bénélux d’argent-De Zilveren Benelux-The Silver Benelux, Amsterdam, 1967
(supplement 1975).
H. Enno van Gelder en M. Hoc, Les monnaies des Pays-Bas bourguignons et espagnols,
Amsterdam, i960.
P. Lucas, Monnaies seigneuriales Mosanes, Hennuyères, 1982.
J. Mevius, Speciale catalogus van de Nederlandse munten van 1795 tot heden,
Vriezenveen, jaarlijkse uitgave.
Muntalmanak, Roermond, jaarlijkse uitgave van de Nederlandse Vereniging
van Munthandelaren.
D. Purmer / H.J. van der Wiel, Handboék van het Nederlands kopergeld (van) 1523
(tot) 1797, geslagen in de voormalige Provincies, Steden, en Heerlijkheden binnen het
huidige Nederlandse grondgébied, Vriezenveen, 1996.
C. Schölten, De munten van de Nederlandsche gebiedsdeelen overzee, Amsterdam,
1951-
J. Schulman, Handboék van de Nederlandse munten van 1795-1975, Amsterdam,
1 9 7 5 -
P. Verkade, Muntboek, bevattende namen en afbeéldingen van munten, geslagen in de
zevenvoormaligVereenigde Nederlandsche Provinciën, Schiedam, 1848 (fotografische
herdruk 1967).
Keuze van andere werken
G. Albrecht, Das Münzwesen im niederlothringischen und friesischen Raum vom 10.
bis zum beginnenden 12.Jhd., Hamburg, 1959-
E .JA. van Beek en J. Fortuyn Drooglever, Geslagen te Zutphen. De stedelijke muntslag,
Zutphen, 1990.
E .JA. van Beek (ed.), Encyclopédie van munten en bankbiljetten, Alphen a/d Rijn,
1986-2002.
M.L.F. van der Beek, Een nieuwe vorst, een nieuwe munt I: De muntslag ten tijde van
Koning Willem I. Ontwerp en productie van de Nederlandse munten 1814-1839,
Utrecht, 1 9 9 7 -
-, Een nieuwe vorst, een nieuwe munt II: De muntslag ten tijde van Koning Willem ü.
Ontwerp en productie van de Nederlandse munten 1839-1849, Utrecht, 2000.
L.WA. Besier, De muntmeesters en hun muntslag, Utrecht, 1890 (fotografische
herdruk 1972).
P.C.J A. Boeles, Friesland tot de Ile eeuw, ’s-Gravenhage,1951.
W.K. de Bruijn, De Nederlandse florijn in cd zijn facetten, Bussum, 1990.
J. de Chestret de Haneffe, Numismatique de la principauté de Liège, Brussel, 1890;
Supplément 1900.
M. Danneel (red.), Geld van de Koning-Koopman. Munten en büjetten van Willem I
1815-1830, Brussel, 1 9 9 7 -
I - , Keizer Karels geldbeurs. Geld enfinanciën in deXVIe eeuw, Brussel, 2000.
J.G. van Dillen, Amsterdam als wereldmarkt der edele metalen, in
Economisch-historische herdrükken, ’s-Gravenhage, 1964.
J.H. Evers, Valse gouden Nederlandse munten, in De Geuzenpenning, 1968.
J. Fortuyn Drooglever, De vorstelijke en de stedelijke muntslag te Deventer,
Deventer, 1982.
-, De Driesteden muntslag 1479-1588 van Deventer, Kampen en Zwolle, Z.p., 1986.
H. Enno van Gelder, Munthervorming tijdens de Republiek, Amsterdam, 1949-
-, De Nederlandse noodmunten van de Tachtigjarige oorlog, ’s-Gravenhage, 1955.
-, Kleingeld - grofgeld, munten van de Nederlandse steden, ’s-Gravenhage, 1 9 7 4 -
-, Het Hollandse muntwezen onder het Huis Wittelsbach, inJaarboek voor
Munt-en Penningkunde, 1952 en 1 9 5 9 -
-, De Nederlandse Beeldenaars van 1186 tot 1626, a.w.,1973/4-
-, Van Republiek tot Koninkrijk, in De Geuzenpenning, 1968.