
gen en op grond van vrij onduidelijke redeneringen toeneming van de
valsemunterij vreesden. Nadatvoorlichting was ingewonnen te
Londen en Parijs en met medewerking van een Amsterdams medail-
leur die reeds eerder een particulière medaillepers had aangeschaft,
werd echter te Dordrecht tot mechanisering overgegaan, waarna
Middelburg het Hollandse voorbeeld spoedig volgde.
De modernisering bestond erin dat de drie belangrijkste bewerkin-
gen van de muntvervaardiging door machines werden uitgevoerd. Het
moeizame met een zware hamer op dikte brengen van de gegoten
109 Een balancier o f schroefpers in werking. Uit: Encyclopedic van Diderot
muntplaten werd voortaan gedaan met een door paarden (in het bui-
tenland veelal door waterkracht) voortbewogen walswerk. Het uit-
knippen van de ronde plaatjes met een zware schaar werd vervangen
door uitponsen door mechanisch in beweging gebrachte ronde bei-
tels. In plaats van het aanbrengen van de beeldenaar door hamersla-
gen op een aambeeld trad ten slotte het persen met behulp van een
zware schroefpers bekend als ‘balancier’ (zie afb. 109). De nieuwe
werkwijze is vooral herkenbaar door de veel grotere regelmaat die de
‘geschroefde’ munten in tegenstelling tot hun geslagen voorgangers
vertonen: de plaatjes zijn gelijkmatig van dikte en niet hol ofbol; de
omtrek is zuiver cirkelvormig en niet meer een, waarschijnlijk met
een schaar bewerkte veelhoek; het relief is dankzij de grotere beschik-
bare druk scherper en regelmatiger dan voorheen. Bovendien opende
de nieuwe techniek de mogelijkheid de regelmatige opstaande kant
van een karteling of van een tekst te voorzien als bescherming tegen
snoeien. Deze moeizame bewerking werd voorlopig slechts bij uitzon-
dering toegepast en werd pas een halve eeuw later onder de dwang
van bijzondere omstandigheden regel.
Deoorlog van 1672
Het eerste onmiddellijke gevolg van de oorlog van 1672 was dat de
munthuizen in Gelderland, Utrecht en Overijssel door de vijandelijke
bezetting tot stilstand kwamen. Elders daarentegen was er extra veel
werk, onder andere doordat grote hoeveelheden zilverwerk opge-
bracht als oorlogslening met spoed vermunt dienden te worden. De
verwerking leidde vooral in Middelburg, Dordrecht en Enkhuizen tot
sterk verhoogde activiteit, die opgevangen kon worden dankzij juist
op tijd gereedgekomen machines. Bovendien werd, omdat burge-
meesters het te gevaarlijlc achtten zeer grote hoeveelheden zilver via
het door de vijand bedreigde gebied achter de waterlinie naar
Dordrecht te vervoeren, te Amsterdam een tijdelijke Hollandse munt
opgericht, die bediend werd door uit Overijssel gevlucht personeel. In
hoofdzaak werden er zilveren rijders met het wapen van de stad als
muntteken geslagen, daarnaast een klein aantal goudstukken, de laat-
ste voornamelijk ter herinnering aan het bestaan van deze tijdelijke
munt.
Een ander gevolg van de oorlog deed zieh in Zeeland voor. Omdat het
daar ingeleverde zilverwerk wegens het te lage gehalte niet geschikt
was om tot rijders verwerkt te worden, maar wel tot zilveren dukaten,
namen de Staten het besluit de koers van de zilveren dukaat te verflogen
van 50 tot 51 stuivers om ongewenste uitvoer tegen te gaan. De
maatregel sorteerde inderdaad hetbeoogde effect, maarbetekende
tevens een eigenmächtige verlaging van de muntvoet door één provin