
uit de affekeningen van enkele ontvangers kan geschat worden dat op
deze wij ze een bedrag in de orde van grootte van een kwart milj oen
gulden voor de oorlogsfinanciering bijeengebracht werd. Van aflos-
sing van de lening is nooit iets gekomen en de tijdelijkverhoogde
koersen zijn blijven gelden.
Tegelijk grepen de Staten ook direct in de muntslag te Dordrecht in,
een materie die sinds meer dan een eeuw aan de centrale regering te
Brussel was voorbehouden geweest. De Staten gelastten namelijk de
muntmeester om de aanmaak van het in de noordelijke gewesten nog
zo lang gebruikelijke biljoenen kleingeld te staken en in plaats hier-
70 Holland, op naam van Philips II (1576-1581), koperen oord 1577 (6,83 g; 27 mm), duit (4,02 g;
22mm) en penningi577(2,47g;20mm)
van koperen munten van een duit en van een penning (1/2 duit) in
omloop te brengen (zie afb. 70). Hierop Staat nog wel de naam van de
koning, maar zijn wapen is door dat van Holland vervangen. Eensdeels
sluit dit onmiddellijk aan bij de in de zuidelijke gewesten reeds vroe-
ger begonnen invoering van koperen kleingeld, maar daarnaast is het
zeker ook de bedoeling geweest om dankzij het gebruik van het goed-
kope koper op deze aanmuntingen een kleine winst te kunnen beha-
len. Zeker is dat laatste de hoofdzaak geweest toen een jaar later aan
de reeks een koperen oord (2 duiten = 1/4 stuiver) werd toegevoegd (zie
afb. 70), waarvan er in de volgende jaren vele miljoenen zijn geslagen:
de beeldenaar van dit stuk - de Hollandse Maagd in een Tuin, die in
vast vertrouwen op Gods hulp omhoog wijst - is een duidelijke aanwij-
zing van de zelfstandige politiek van de Staten.
Nog een stap verder gingen de Staten met de invoering van een eigen
zilveren munt, de Hollandse daalder, die weldra naar de heraldische
leeuw die de gehele keerzijde inneemt, algemeen bekend stond als
leeuwendaalder. Op deze munt, ingevoerd krachtens de resolutie van 25
augustus 1575, ontbreekt voor het eerst iedere verwijzing naar de
koning: de voorzijde vertoont een ridder met het provinciewapen en
het laconieke omschrift ‘Zilveren munt van de Staten van Holland’
71 Holland, leeuwendaalder 1576 geslagen te Dordrecht (26,73 gl 4 2 mm)
(zie afb. 71). Niet alleen het uiterlijkvan deze nieuwe munt was echter
revolutionair, de emissie betekent ook een breuk met de monétaire
politiek van de Bourgondische Staat, die de munt nooit met het oog-
merk winst te behalen had geëxploiteerd. De leeuwendaalders werden
uitgegeven tegen een koers van 32 stuivers, wat 3 stuiver boven de
intrinsieke waarde lag. Dit verschil werd onder de naam ‘reserve’ voor
de oorlogsvoering bestemd. De aanmuntingen waren in de volgende
jaren bijzonder omvangrijk, omdat grote aantallen oude munten met
winst tot leeuwendaalders werden versmolten. De baten kunnen worden
geschat op ten minste één miljoen gulden. In wezen verschilde de
gang van zaken niet veel van die bij de stempeling van 1573, omdat in
beide gevallen de koers van het geld werd verhoogd ten behoeve van
belastingheffing.