
De eerste Generaliteitsmunten
Intussen verslechterde de militaire situatie steeds meer: na het gehele
zuiden werden in 1585/1587 ookbelangrijke delen van Gelderland en
Overijssel door de Spanjaarden heroverd. In de uiterste nood zond
koningin Elisabeth van Engeland hulp in de vorm van een leger onder
bevel van Robert, graafvan Leicester, aan wie tevens ruime bevoegdhe-
den als algemeen landvoogd gegeven moesten worden. Zijn streven
naar betere organisatie van het in de vrij geworden provinciën vrijwel
verdwenen centraal gezag, leidde ook tot een eerste poging de deerlijk
vervallen eenheid van het muntwezen te herstellen. Op 4 augustus
1586 kon door Leicester na een daartoe strekkend besluit van de
Staten-Generaal een algemeen muntplakkaat gepubliceerd worden,
dat aile provinciën in het beheer van hun muntateliers moest binden.
De bepalingen hadden zowel betrekking op de muntslag als op de
muntomloop. In de eerste plaats werd een nieuwe serie munten ingevoerd,
die weer als vroeger in alle gewesten gelijkelijk geslagen zou
worden. In deze serie werden gecombineerd de sinds 1583 door
Holland en andere gewesten geslagen internationale soorten en de
voornaamste elementen van de oude reeks van Philips 11 : dus naast de
gouden dukaat (zie afb. 81) en de zilveren rijksdaalder op rijksvoet (zoals
nu met zoveel woorden in de omschriften wordt aangeduid), een zilve-
8i Zeeland, Nederlandse gouden dukaat 1586 (3,28 g; 22 mm)
ren reaal die niet anders is dan een onder een andere naam herstelde
Philipsdaalder met de daarbijbehorende onderdelen (zie afb. 82). Alle
munten dragen het devies van de Unie c o n c o r d i a r e s p a r v a e c r e s -
c u n t - meestal gecombineerd met het symbool van de pijlenbundel -,
de aanduiding als ‘Munt van de Verenigde Nederlanden’ en - behalve
op de dukaat - de gecombineerde wapens van de samenwerkende
82 Gelderland, Leicesterreaali586 (34,20g;42mm)
gewesten. De herkomst uit de verschillende provinciale munthuizen
blijkt, evenals onder de koning, nog slechts uit de munttekens en de
afgelcorte provincienamen. Om de uiterlijke gelijkheid van de munten
zo veel mogelijk te verzekeren werd tevens bepaald dat alle Stempels
vervaardigd zouden worden door één stempelsnijder-generaal voor de
gehele Unie. De uniforme handhaving van de muntvoet werd verze-
lcerd door herstel van het in de opstandsjaren uiteengevallen college
van Raden en Generaalmeesters van de Munt. Dit werd weer belast
met het toezicht op de naleving van de nieuwe wetgeving, onder andere
door regelmatige contrôle van de door de provinciale munt-
meesters in omloop gebrachte munten. Evenzeer werd hun opgedra-
gen toe te zien op de muntcirculatie zelf en eventuele gevaren en mis-
bruiken te signaleren, al bleef berechting van muntmisdrij ven voorbe-
houden aan de soevereine gewesten. Ten slotte kregen zij het toezicht
op de gedragingen van wisselaars enzovoort (die steeds als zeer gevaar-
lijkvoor de stabiliteit van de munt werden beschouwd) en op het
handhaven van de in hetzelfde plaklcaat opnieuw voor alle gewesten
gelijkelijk vastgestelde koersen van toegelaten binnen- en buitenland-
se munten. Het zogenoemde plakkaat van Leicester kan in zekere zin
beschouwd worden als de praktische uitwerking van artikel 12 van de
Unie van Utrecht, waarin was bepaald dat de muntomloop door de
deelnemende provinciën op eenparige voet zou worden geregeld.
Zonder het als attribuut van de soevereiniteit aan de gewestelijke
Staten voorbehouden muntrecht aan te tasten, gaf de nieuwe wet