
151 Duitse Rijk, keizer Frederik II (1212-1250), 1/2 zilveren penning ofobool geslagen te
Nijmegen (0,59 g; 1,5 mm)
c. Graven en hertogen van Gelre
De muntslag van de Gelderse graven (sinds 1339 hertogen) begint waarschijnlijlc
ca. 1175 (mogelijk zijn er oudere anonieme emissies) en duurt voort tot 1543:
Hendrik 1 1141-1182
Otto i 1182-1207
Gerard iv 1207-1229
Otto n 1229-1271
Reinald 1 1271-1326
Reinald 11 1326-1343 (hertog 1339)
Reinald 111 1343-1361 en 13 7 1
Eduard regent 1353-1360
Eduard hertog 1361-1371
Mechteld van Blois 1371-1379
Willem i van Gulik 1371-1402
Reinald iv van Gulik 1402-1423
Arnold van Egmond 1423-1465(^2.62)
Bourgondisch bestuur 1474-1492 (zie sd)
Karel van Egmond 1477-1481 en 1492-1538 (biz. 68,71)
Willem 11 van Gulik 1538-1543
De munt is aanvankelijk waarschijnlijk te Zutphen, weldra te Arnhem gevestigd
geweest, na de verwervingvan Nijmegen in 1247 is door de meeste vorsten zowel
te Arnhem als te Nijmegen gemunt, veelal in beide plaatsen tegelijk; na 1465 is
Arnhem niet meer gebruikt.
Meer incidenteel werd gemunt in andere steden:
Zutphen Otto i(?) en Karel (in 1499)
Harderwijk Reinald men Willem 1
Eiburg Reinald 111
Maasbommel Reinald ni
Zaltbommel Reinald 111
Buiten de tegenwoordige provincie is gemunt te Vollenhove (zie 4d), te
Roermond en Venlo (zie ìof), te Emmerik onder Reinald in en te Erkelenz onder
Willem i.
Bovendien is door Alianora, weduwe van Reinald 11, munt geslagen in haar
weduwgoed, de Veluwe (1343-1355) en wel te Arnhem en Harderwijk. Voor de
muntslag van Maria van Gelre te Oyen en Reinald van Gelre te Kessel (zie gd
en íof).
d. Bourgondisch-Oostenrijkse landsheren
Na de verovering van Gelre door Karel de Stoute in 1474 werd de munt te
Nijmegen heropend ten behoeve van de nieuwe landsheer. De verovering was
echter niet blijvend: reeds in 1477 kwam een deel van het land in opstand en
werd in naam van Karel van Egmond gemunt te Arnhem. De Bourgondische
munt bleef te Nijmegen tot 00k deze stad in 1483 werd heroverd, werd ver-
plaatst naar Zaltbommel en ten slotte in 1492 ver buiten de grenzen naar
Mechelen (waar de inrichting van de tot 1489 daar gevestigde Brabantse
munt blijkbaar nog beschilcbaar was).
Toen Karel v in 1543 Gelre definitiefverkreeg, werd uiteraard de
Bourgondische reeks hervat, wederom te Nijmegen (muntteken: herkruist
kruis). Na de afzwering van Philips 11 in 1581 werd zijn naam van de provinciale
munten verwijderd (zie 5e). In 1585 werd Nijmegen echter door de Span-
jaarden heroverd en werd daar opnieuw op naam van de koning gemunt, tot
de stad défini tief door het Staatse leger werd bezet in 1592 (biz. 99):
Karel de Stoute 1474-1477
Maria de Rijke 1477-1482
Philips de Schone 1482-1506 (aanmunting tot 1494)
Karel v 1506-1555 (aanmunting vanaf 1543)
Philips 11 1555-15 98 (aanmunting 1555-1581,1585 -1592)
e. Provinciale munt
In 1577 namen de Staten het beheer van de munt te Nijmegen in handen,
sedert 1581 wordt gemunt zonder vermelding van de naam van de koning.
De munt werd in 1583 wegens oorlogsgevaar verplaatst naar Harderwijk,
waar zij tot 1802 bleef bestaan. In 1582-1583 bestond een tweede provinciale
munt te Zutphen.
f. Gelderse steden
De stedelijke muntslag te Nijmegen is waarschijnlijk ca. 1470 begonnen (biz.
68) en omvatte weldra - in tegenstelling tot de andere steden - een omvang-
rijke reeks van gouden en zilveren munten. Het muntrecht van de stad werd
zowel onder de opeenvolgende landsheren als onder de Republiek steeds
erkend, al is het slechts met tussenpozen uitgeoefend.